ECLI:NL:GHARN:2009:BJ5775

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
21 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001614-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor gekwalificeerde diefstal met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 21 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van twee gevallen van gekwalificeerde diefstal. De feiten dateren van september 2007, waarbij de verdachte zich toegang heeft verschaft tot woningen door middel van braak en inklimming. De verdachte heeft in totaal een kluis en een aanzienlijke hoeveelheid goederen, waaronder sieraden en elektronica, weggenomen. Tijdens de behandeling van de zaak in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte schuldig wordt verklaard en een gevangenisstraf van drie maanden opgelegd krijgt, evenals een schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Het hof heeft het vonnis van de eerste aanleg vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, waarbij het hof rekening heeft gehouden met het feit dat de verdachte in een andere strafzaak 'schoon schip' heeft gemaakt. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, met een schadevergoeding van vierduizend euro, te vermeerderen met wettelijke rente. Het hof heeft de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard in de vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, evenals de mogelijkheid voor de verdachte om zijn leven te beteren.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001614-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-470111-08
Arrest van 21 augustus 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Noord, gevangenis De Marwei te Leeuwarden,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.A. de Boer, advocaat te Sneek.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en heeft de schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De advocaat-generaal heeft voorts de gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij (bij wijze van voorschot) zal toewijzen tot een bedrag van € 5.000,-, de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen en de benadeelde partij voor het overige in de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 tot 3 september 2007 te [plaatsnaam 1], gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning en/of een kantoor bij een woning op of aan de [straatnaam 1] heeft weggenomen een kluis en/of een MP3-speler, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 18 september 2007 te [plaatsnaam 2], gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op of aan de [straatnaam 2] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en/of een of meer horloges en/of een pannenset en/of een bestekcassette met bestek en/of een kettingzaagmachine en/of een grasmaaier en/of een bouwmat en/of een zelfstellende laser en/of rookwaar en/of een of meer fotocamera's en/of een of meer klokken en/of een compressor en/of een scheerapparaat en/of een laptop en/of een boormachine, in elk geval enig goed en/of een geldbedrag van ongeveer 1025 euro in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking, een valse sleutel en/of inklimming.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 tot 3 september 2007 te [plaatsnaam 1], gemeente [gemeente 1], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een kantoor bij een woning op of aan de [straatnaam 1] heeft weggenomen een kluis, toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en inklimming;
2.
hij op 18 september 2007 te [plaatsnaam 2], gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning op of aan de [straatnaam 2] heeft weggenomen sieraden en horloges en een kettingzaagmachine en een grasmaaier en een bouwmat en een zelfstellende laser en rookwaar en een fotocamera en klokken en een compressor en een scheerapparaat en een boormachine en een geldbedrag van ongeveer 1025 euro, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak en/of inklimming.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert telkens op het misdrijf:
onder 1 en 2: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak of inklimming.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft in de periode van 1 tot 3 september 2007 uit een kantoor bij een woning in [plaatsnaam 1] een kluis weggenomen. Hij had zich de toegang tot dat kantoor verschaft door middel van braak en inklimming. Op 18 september 2007 heeft verdachte zich nogmaals schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak en inklimming. Hij heeft uit een woning in [plaatsnaam 2] een grote hoeveelheid goederen meegenomen. Door aldus te handelen heeft verdachte schade en overlast veroorzaakt, de betrokkenen gevoelens van onveiligheid gegeven en hun financieel nadeel berokkend. Dit is ten aanzien van de woninginbraak temeer gebleken uit de toelichting die de vertegenwoordiger van de benadeelde partij ter zitting van het hof heeft gegeven.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 mei 2009 is gebleken dat verdachte eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel, dat aan verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd.
Tegenover het vorenstaande is echter het navolgende gebleken dan wel aannemelijk geworden.
Het hof heeft bij de strafoplegging het vonnis van een verdachte betreffende andere strafzaak (met parketnummer 17-880150-09) betrokken. In genoemd vonnis is verdachte ter zake van tientallen woning- en bedrijfsinbraken veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Ter zitting is aannemelijk geworden dat verdachte in die zaak schoon schip heeft gemaakt en met een schone lei wil beginnen.
Met name in de omstandigheid dat verdachte in de andere strafzaak schoon schip heeft gemaakt ziet het hof aanleiding om in de onderhavige zaak een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur op te leggen.
Met de voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering in eerste aanleg gedeeltelijk is toegewezen en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van de eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Daarom duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De benadeelde partij heeft gesteld dat de omvang van de schade moet worden begroot op € 17.410,54, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Aannemelijk is geworden dat schade door het bewezenverklaarde feit aan de benadeelde partij is toegebracht. Het hof zal de schade die is veroorzaakt door het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde feit (ex aequo et bono) schatten en vaststellen op een bedrag van € 4.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. De vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot dat bedrag.
Het hof is van oordeel dat de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding en dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [plaatsnaam 2], tot een bedrag van vierduizend euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierduizend euro, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [plaatsnaam 2];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. W. Foppen en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.