ECLI:NL:GHARN:2009:BJ5603
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid Nederlandse rechter bij faillissementsverzoek met internationale elementen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 23 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van een faillissementsverzoek. De appellante, Jaya B.V., had eerder een verzoek tot faillietverklaring ingediend tegen de geïntimeerde, die in Duitsland woonachtig zou zijn. De rechtbank Arnhem had zich onbevoegd verklaard, omdat zij oordeelde dat het centrum van de voornaamste belangen van de geïntimeerde in Duitsland lag. Jaya B.V. betwistte dit oordeel en stelde dat de geïntimeerde nog steeds in Nederland ingeschreven stond en dat er onvoldoende bewijs was dat zij haar hoofdverblijf naar Duitsland had verplaatst.
Tijdens de mondelinge behandeling op 16 juli 2009 heeft de advocaat van Jaya, mr. M.J. Tops, argumenten gepresenteerd die de stelling van de geïntimeerde ondermijnden. Jaya voerde aan dat de geïntimeerde in Nederland woonachtig was en dat haar inschrijving in Duitsland niet betekende dat zij daar haar hoofdverblijf had. Het hof heeft de argumenten van Jaya overwogen en vastgesteld dat de geïntimeerde nog steeds ingeschreven stond op een adres in Nederland, wat de conclusie ondersteunt dat haar voornaamste belangen in Nederland lagen.
Het hof oordeelde dat de rechtbank Arnhem ten onrechte had geoordeeld dat zij onbevoegd was. De uitspraak van het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en verklaarde de rechtbank Arnhem bevoegd om het faillissementsverzoek van Jaya B.V. te behandelen. De zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor verdere afdoening. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de woonplaats en de voornaamste belangen van schuldenaren in faillissementsprocedures met internationale elementen.