ECLI:NL:GHARN:2009:BJ4913

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002842-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling in hoger beroep wegens opiumwet en geweld tegen ambtenaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 augustus 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was geconfronteerd met zeven feiten, waarvan er drie werden vrijgesproken vanwege onrechtmatig verkregen bewijs en onvoldoende bewijs voor twee winkeldiefstallen. De resterende vier feiten leidden tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte was eerder veroordeeld voor soortgelijke misdrijven en had een strafblad dat zijn recidivegedrag aantoonde. De advocaat-generaal had gevorderd tot een gevangenisstraf van vier maanden, maar het hof kwam tot een lagere straf, rekening houdend met de bewezenverklaring van minder feiten dan in eerste aanleg was vastgesteld.

De tenlastelegging omvatte onder andere belediging van een ambtenaar, opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, wederspannigheid en het beschadigen van politie-eigendommen. Het hof oordeelde dat de vrijspraak van de cocaïnezaak (zaak C, onder 1) gerechtvaardigd was, omdat de staandehouding van de verdachte niet rechtmatig was. De verbalisanten hadden geen redelijk vermoeden van schuld, wat leidde tot de conclusie dat het bewijs niet op een rechtmatige wijze was verkregen. De verdachte werd wel schuldig bevonden aan de andere ten laste gelegde feiten, wat resulteerde in de gevangenisstraf.

Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere misdrijven, wat leidde tot overlast en schade voor de samenleving. De beslissing om de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf af te wijzen, werd ook in de uitspraak meegenomen. Het hof heeft de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet toegepast die van kracht waren ten tijde van de feiten.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002842-07
Parketnummers eerste aanleg: 07-601166-06, 07-602606-07 en 07-607289-07 (ttz in eerste aanleg gevoegd) en 01-025567-04 (vordering tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling)
Arrest van 10 augustus 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 november 2007 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-601166-06, 07-602606-07 en 07-607289-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C, tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte, mr. F.N. Dijkers, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens onrechtmatig verkregen bewijs zal vrijspreken van het in zaak C onder 1 ten laste gelegde en voor het in zaak A, onder 1 en 2, zaak B, onder 1 en 2, en zaak C, onder 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. Voorts heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd van drie maanden gevangenisstraf, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter 's-Hertogenbosch op 12 januari 2005.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na door de eerste rechter toegelaten wijzigingen in het in zaak A, onder 2, en in zaak C, onder 3, ten laste gelegde, ten laste gelegd dat:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 06 september 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend (een) ambtena(a)r(en), te weten [verbalisant 1], brigadier van politie, gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in diens/dier tegenwoordigheid (meermalen) mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je bent een boerenlul", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 15 september 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk heeft verkocht en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjies), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of een hoeveelheid hennep, zijnde hasjies en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Zaak B
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2007 in de gemeente [gemeente] toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3], respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie regio Flevoland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 426 Wetboek van Strafrecht, in elk geval op verdenking van het gepleegd hebben van enig strafbaar feit, op heterdaad ontdekt, had(den) aangehouden en vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politieburo te [plaats], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de rechtmatige uitoefening zijner/hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig naast de dienstauto te blijven staan en/of niet in de dienstauto plaats te nemen en/of zich (met kracht) met zijn benen af te zetten tegen de portier van de dienstauto en/of zich en/of te schreeuwen naar in de zich in de directe nabijheid van die dienstauto zich bevindende omstanders;
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een (portier) van een politieauto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de regiopolitie Flevoland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door met kracht te schoppen/trappen tegen de (binnenzijde) van dit portier en/of tegen deze politieauto;
Zaak C
1.
hij op of omstreeks 19 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 5 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 18 januari 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen pakken vis en/of vlees en/of zakken/dozen nootjes, in ieder geval diverse levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal [straat 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3.
hij op of omstreeks 18 januari 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen diverse levensmiddelen en/of cosmetica, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Albert Heijn (filiaal [straat 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Vrijspraak
Het strafrechtelijk verwijt dat verdachte in zaak C onder 1 wordt gemaakt luidt dat hij opzettelijk
5 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Uit het dossier blijkt - kort samengevat - de navolgende gang van zaken. Toezichthoudende verbalisanten zien [verdachte] lopen op de [straat 3] in [plaats]. Hij is hun ambtshalve bekend als - onder meer - drugsgebruiker en -dealer. Verbalisanten zien dat [verdachte] contact heeft met een onbekend gebleven persoon. Het hof stelt vast dat door verbalisanten daarbij geen melding wordt gemaakt van enigerlei (al dan niet wederzijdse) overdracht van geld en/of een goed. [verdachte] loopt daarna naar een café, waar hij in de deuropening blijft staan. Verbalisanten sommeren hem tweemaal naar buiten te komen. [verdachte] geeft daaraan geen gehoor. Vervolgens wordt hem meegedeeld dat hij gefouilleerd zal worden. Aldus geschiedt. Verbalisanten treffen in zijn broekzak tien wikkels met inhoud aan, waarvan later blijkt dat deze cocaïne bevatten.
Het hof is van oordeel dat aan de enkele omstandigheid dat [verdachte] ambtshalve bekend was als drugsgebruiker en -dealer niet de bevoegdheid kan worden ontleend hem staande te houden en te fouilleren, nu daarvoor - ingevolge artikel 27, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering respectievelijk artikel 9, lid 2, van de Opiumwet - een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit respectievelijk ernstige bezwaren vereist is. Door [verdachte] staande te houden en te fouilleren waren verbalisanten niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening werkzaam. Het aanvullende proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 4] van 26 augustus 2007 levert evenmin voldoende concrete feiten en omstandigheden op om het hof tot een andersluidend oordeel te brengen. Nu het aantreffen van de wikkels, welke cocaïne bleken te bevatten, het resultaat is geweest van een staandehouding van [verdachte], zonder dat hij als verdachte kon worden aangemerkt in de zin van artikel 27, lid 1, van het Wetboek van Strafvordering en een onderzoek naar de kleding werd verricht zonder dat ernstige bezwaren in de zin van artikel 9, lid 2, van de Opiumwet tegen [verdachte] bestonden, kan het in zaak C, onder 1, ten laste gelegde bij gebrek aan voldoende op rechtmatige wijze verkregen bewijs niet bewezen worden geacht. Het hof zal verdachte dan ook vrijspreken van het in zaak C, onder 1 ten laste gelegde.
In zaak C, onder 2 en 3, is verdachte ten laste gelegd dat hij winkeldiefstallen heeft gepleegd in een tweetal filialen van Albert Heijn in [plaats]. Verdachte wordt daarover acht maanden later gehoord. Hij weigert daarover te verklaren, dan wel zegt zich deze diefstallen niet te kunnen herinneren. Het dossier bevat slechts bewakingscamerabeelden naar aanleiding waarvan processen-verbaal van
bevindingen zijn opgemaakt. Naar het oordeel van het hof kan daaraan niet meer dan een redelijk vermoeden worden ontleend dat verdachte zich op de ten laste gelegde datum in de betreffende filialen bevond en zich levensmiddelen heeft toege-eigend. Ook is te zien dat verdachte in één geval geen levensmiddelen heeft afgerekend vóór het verlaten van de winkel. Op grond van de beelden kan echter niet worden uitgesloten dat verdachte de goederen ook weer (ergens) heeft teruggelegd. Wegens onvoldoende wettig bewijs zal het hof verdachte dan ook vrijspreken van deze feiten.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Zaak A
1.
hij op 06 september 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten
[verbalisant 1], brigadier van politie, gedurende en ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Je bent een boerenlul";
2.
hij op 15 september 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hasjies, waaraan geen andere substanties waren toegevoegd, zijnde hasjies, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Zaak B
1.
hij op 24 juni 2007 in de gemeente [gemeente] toen de aldaar dienstdoende [verbalisant 2] en [verbalisant 3], respectievelijk brigadier en hoofdagent van politie regio Flevoland verdachte op verdenking van het overtreden van artikel 426 Wetboek van Strafrecht, op heterdaad ontdekt, hadden aangehouden teneinde hem ten spoedigste voor te geleiden voor een hulpofficier van justitie en hem daartoe over te brengen naar een plaats van verhoor, te weten het politieburo te [plaats], zich met geweld heeft verzet tegen bovengenoemde opsporingsambtenaren, werkzaam in de rechtmatige uitoefening hunner bediening, door opzettelijk gewelddadig naast de dienstauto te blijven staan en niet in de dienstauto plaats te nemen en zich met kracht met zijn benen af te zetten tegen de portier van de dienstauto;
2.
hij op 24 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een portier van een politieauto, toebehorende aan de regiopolitie Flevoland, heeft beschadigd door met kracht te trappen tegen de binnenzijde van dit portier.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A, onder 1 en 2, en in zaak B, onder 1 en 2, meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Zaak A
1.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
2.
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
zaak B
1.
wederspannigheid;
2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort beschadigen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belediging van een ambtenaar in functie, verzet tegen zijn aanhouding, het binnenbrengen van verdovende middelen in een penitentiaire inrichting en het beschadigen van een politieauto. Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 28 april 2009 blijkt dat hij zich bij voortduring schuldig maakt aan vermogensdelicten, overtredingen van de Opiumwet en strafbare feiten die de openbare orde betreffen. Vastgesteld kan worden dat zijn gedragingen hinder, schade en overlast veroorzaken en dat (deels) voorwaardelijke opgelegde straffen niet het gewenste effect sorteren. Hoewel het verdachte vrijstaat in eerste aanleg, noch in hoger beroep ter terechtzitting te verschijnen, heeft het hof daardoor geen inzicht kunnen verkrijgen in de persoon van verdachte en in hetgeen hem drijft in zijn leven. Uit het oogpunt van repressie acht het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan ook noodzakelijk. Gelet op het feit dat het hof tot een geringere bewezenverklaring is gekomen dan de rechtbank en, in mindere mate, de advocaat-generaal, zal deze straf van kortere duur zijn dan in eerste aanleg is opgelegd en in hoger beroep is gevorderd.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 12 januari 2005 is verdachte veroordeeld tot (onder meer) drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 26 januari 2005. De proeftijd is ingegaan op 27 januari 2005 en verlengd tot 26 januari 2008. De officier van justitie vordert d.d. 30 oktober 2007 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de onder parketnummer 07/607289-07 (zaak C) ten laste gelegde feiten.
Nu veroordeelde ter zake van de in zaak C ten laste gelegde feiten niet zal worden veroordeeld, zal het hof voormelde vordering van de officier van justitie ongegrond verklaren en als gevolg daarvan afwijzen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 57, 63, 180, 266, 267 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak C, onder 1, 2 en 3, ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte in zaak A, onder 1 en 2, en in zaak B, onder 1 en 2, ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A, onder 1 en 2, en in zaak B, onder 1 en 2, meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de drie maanden gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter 's-Hertogenbosch van 12 januari 2005.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. F.W.J. den Ottolander, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Den Ottolander voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.