ECLI:NL:GHARN:2009:BJ4282

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003006-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging met voorwaardelijke gevangenisstraf en geldboete

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1987, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging. Het incident vond plaats op 3 maart 2006, toen de verdachte en zijn mededaders het slachtoffer achtervolgden en mishandelden na een eerdere confrontatie. De advocaat-generaal vorderde een geldboete van driehonderd euro, maar het hof oordeelde dat de ernst van het feit een gevangenisstraf vereiste. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, naast de geldboete. Het hof overwoog dat de verdachte niet kon worden ontslagen van rechtsvervolging, ondanks het beroep op noodweer en noodweerexces, omdat de verdachte zelf de confrontatie had gezocht. Het hof benadrukte de impact van openlijke geweldpleging op slachtoffers en omstanders, en oordeelde dat de straf passend moest zijn om de ernst van het delict te weerspiegelen. De gevangenisstraf werd voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaar, en de verdachte werd ook veroordeeld tot een geldboete van driehonderd euro, met vervangende hechtenis indien niet betaald.

Uitspraak

Parketnummer: 24-003006-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-600134-07
Arrest van 7 juli 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een geldboete van driehonderd euro, subsidiair zes dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 03 maart 2006 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- slaan (met een riem)/stompen tegen het hoofd en/of een hand/arm, in elk geval tegen het lichaam, en/of
- op de grond gooien/duwen/drukken en/of
- trappen/schoppen tegen het lichaam en/of
- duwen/trekken (aan/tegen de jas/het lichaam) en/of
- (aan het lichaam/armen) vasthouden en/of
- op het lichaam zitten/liggen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 03 maart 2006 in de gemeente [gemeente] met anderen, op of aan de openbare weg, het [straat], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- slaan met een riem tegen het hoofd en een hand en
- op de grond gooien en
- schoppen tegen het lichaam en
- trekken aan de jas en
- op het lichaam liggen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer. Verdachte zou moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Dit verweer heeft betrekking op de situatie zoals die zich afspeelde bij gelegenheid van het instappen van de bus door verdachte.
Naar het oordeel van het hof hebben de gedragingen die in de tenlastelegging aan verdachte en zijn mededaders worden verweten betrekking op de situatie zoals die zich afspeelden nadat het slachtoffer, [slachtoffer], bij de bus wegrende. Het (eerste) incident bij de bus immers betrof een treffen tussen [slachtoffer] en verdachte. Aldus was er geen sprake van openlijk in vereniging uitgevoerde geweldpleging. Voor de vervolgsituatie, nabij en in de winkel, heeft te gelden dat van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding jegens verdachte of een van zijn mededaders geen sprake was. Voor zover al sprake was geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding jegens verdachte, was daaraan een einde gekomen toen [slachtoffer] bij de bus wegrende. Door ervoor te kiezen om achter [slachtoffer] aan te rennen en de confrontatie met hem aan te gaan, heeft verdachte bewust een nieuwe situatie laten ontstaan, waarin verdachte niet wordt aangerand en een beroep op noodweer derhalve niet slaagt. Het hof verwerpt dit verweer derhalve.
De raadsman heeft voorts een beroep op noodweerexces gedaan. Verdachte zou achter [slachtoffer] zijn aangerend door de hevige gemoedsbeweging waarin hij verkeerde nadat hij, bij de bus, was geslagen door [slachtoffer]. Ook daarom dient verdachte te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, zo betoogde de raadsman.
Dit verweer mist naar het oordeel van het hof feitelijke grondslag. Verdachte heeft zelf met zoveel woorden verklaard, dat hij achter [slachtoffer] aanrende om hem staande te houden, teneinde hem aan de politie te kunnen overdragen. Het volgen van [slachtoffer] door verdachte was derhalve niet ingegeven door een hevige gemoedsbeweging, maar geschiedde op grond van een welbewuste keuze van verdachte. Het beroep op noodweerexces wordt daarom verworpen.
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden ook overigens niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de straf gelet op de aard en de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het navolgende.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders iemand achtervolgd. Nadat zij deze persoon hadden ingehaald, hebben zij het slachtoffer eerst buiten- en daarna in een winkel tegen de grond gewerkt. Het slachtoffer werd daarbij geschopt en geslagen, onder meer met de gesp van een riem. Uit het dossier blijkt dat het hele voorval zich afspeelde voor de ogen van verschillende omstanders en het personeel van de winkel.
Naar algemeen bekend is, hebben slachtoffers van dit soort feiten lang te lijden onder ervaringen als deze. De ervaring leert voorts dat openlijke geweldplegingen als de onderhavige in het algemeen niet alleen gevolgen hebben voor de direct betrokkenen, maar ook bij derden angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid aanwakkeren.
Gelet hierop, en in aanmerking nemende dat het hof, op grond van de door het hof gehanteerde oriëntatiepunten aan een verdachte die wordt veroordeeld wegens openlijke geweldpleging als de onderhavige in beginsel een korte onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met de oplegging van alleen een geldboete, zoals de eerste rechter heeft gedaan en de advocaat-generaal heeft gevorderd. De ernst van het bewezenverklaarde feit noodzaakt tot het opleggen van een gevangenisstraf. Het hof zal daarom, naast een geldboete van driehonderd euro, tevens een gevangenisstraf aan verdachte opleggen.
Gelet op de navolgende omstandigheden zal het hof de gevangenisstraf geheel voorwaardelijk opleggen. Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2009, was verdachte ten tijde van het delict first offender. Daar komt bij dat het hof aannemelijk acht dat het [slachtoffer] is geweest die als eerste de confrontatie met verdachte heeft gezocht en bij de bus als eerste heeft geslagen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 63 (oud) en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een geldboete van driehonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zes dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. S.H. Wachter, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.