ECLI:NL:GHARN:2009:BJ4270

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002326-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging door verdachte na uitnodiging bij buren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging na een incident op 12 juni 2007 in Dronten. De verdachte was uitgenodigd om een praatje te maken met de nieuwe buren van zijn moeder, maar na het drinken van alcohol en het gebruik van medicijnen gedroeg hij zich ongepast. Hij mishandelde de buurman en diens dochter, en bedreigde vervolgens de politieagenten en ambulancemedewerkers die ter plaatse kwamen. Het hof sprak de verdachte vrij van enkele bedreigingen die in de ambulance en het ziekenhuis plaatsvonden, maar veroordeelde hem wel voor de mishandelingen en enkele bedreigingen. De verdachte werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, en het hof legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringsbegeleiding. De vorderingen van de benadeelde partijen werden toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding. Het hof oordeelde dat de verdachte, door zijn gedrag, niet alleen de rechtsorde had geschokt, maar ook de slachtoffers veel leed had berokkend, wat hun gevoel van veiligheid in hun eigen woning aantastte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002326-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-607217-07 en 13-460247-06 (tul) en 07-605047-06 (tul)
Arrest van 7 juli 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 17 september 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1978] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.J. Paans, advocaat te Rotterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft op de vorderingen van de benadeelde partijen beslist en heeft op twee vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de feiten 1, 2 subsidiair, 3 en 4 zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringsbegeleiding, ook indien dit opname inhoudt in de Piet Roorda Kliniek of een F.P.K.
De advocaat-generaal heeft daarnaast toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen overeenkomstig de beslissing van de eerste rechter gevorderd. Ten slotte heeft de advocaat-generaal toewijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging gevorderd.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 1]), (met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen of op diens gezicht, althans diens hoofd, en/of diens lichaam, heeft geschopt en/of getrapt en/of gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente] aan een persoon genaamd [benadeelde 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus en/of gebroken kaak en/of gebroken of losgeraakte voortanden), heeft toegebracht door deze opzettelijk (met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen of op haar gezicht, althans haar hoofd, te stompen en/of te slaan;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [benadeelde 2]), (met kracht) meermalen, althans eenmaal, tegen of op haar gezicht, althans haar hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente][verbalisant 1], hoofdagent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Dronten en/of [verbalisant 2], hoofdagent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Dronten, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toegevoegd: "Kut mongolen, kankerlijers. Ik stop me schoen in je/jullie reet. Maak me los. Ik maak je/jullie af." en/of "Je hebt geen familie meer. Ik maak ze af. Ik weet ze te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente][naam 1], werkzaam als chauffeur op de hulpverleningsdienst Flevoland en/of [naam 2], werkzaam als ambulance verpleegkundige voor de hulverleningsdienst Flevoland, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] en/of [naam 2] meermalen, althans eenmaal, dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik los kom, maak ik je wel dood en weet ik je wel te vinden" en/of "Het kind dat in je buik gezeten heeft, maak ik dood en dan maak ik jou ook dood, ik snij met een mes je strot open en dan gooi ik er zout in, ik laat je heel langzaam lijden, ik maak je elke keer dan wakker zodat je veel pijn hebt" en/of "Ik observeer jou gezicht heel goed, want als ik vrij kom, dan kan ik je dood maken, met een mes steken en je keel open snijden, zodat je gezin kan lijden dat je er niet meer bent" en/of "Ik stop je hoofd in een laadje en vervolgens ga ik dit laadje dichtdoen" en/of "Als ik vrijkom, ga ik je vermoorden, ik weet je te vinden. Ik snij je hals door tot de flarden erbij hangen. Ik laat je doodbloeden, ik ga je begraven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten overweegt het hof het volgende.
Aan verdachte wordt verweten dat hij in de gemeente [gemeente] de politieagent(en)
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] (feit 3) en de medewerker(s) van de hulpverleningsdienst [naam 1] en/of [naam 2] (feit 4) heeft bedreigd. Omdat uit de stukken in het dossier en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat verdachte een deel van de bedreigingen jegens een of meer van deze personen heeft geuit in de ambulance, onderweg van [plaats] naar [plaats], en in het ziekenhuis te [plaats], zal verdachte ten aanzien van die uitingen worden vrijgesproken.
Overweging ten aanzien van het bewijs
De raadsvrouw heeft met betrekking tot de onder 3 aan verdachte ten laste gelegde bedreigingen van de politieagenten betoogd, dat het ging om een emotionele uitbarsting van verdachte, welke uitbarsting werd gevoed door de wijze waarop verdachte werd aangehouden.
Bij de onder 4 aan verdachte ten laste gelegde bedreigingen van de ambulancemedewerkers ging het volgens de raadsvrouw om een emotionele uitbarsting van verdachte, welke uitbarsting werd gevoed door de omstandigheid dat verdachte geboeid en met snijwonden op de grond lag, terwijl meerdere mensen op hem zaten.
Onder deze omstandigheden konden de uitingen van verdachte jegens de politieagenten en de ambulancemedewerkers naar maatstaven van redelijkheid geen vrees opwekken bij die agenten en ambulancemedewerkers, aldus de raadsvrouw, zodat verdachte van het onder 3 en 4 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Voor zover de stelling van de raadsvrouw inhoudt dat geen veroordeling kan volgen wanneer bedreigingen worden gedaan door iemand die (in meer of mindere mate) emotioneel is, verwerpt het hof dit omdat dit standpunt geen steun vindt in het recht. De stelling dat de uitingen van verdachte onder de gegeven omstandigheden bij de politieagenten en de ambulancemedewerkers geen vrees hebben kunnen opwekken, mist naar het oordeel van het hof, gelet op de verklaringen van die agenten en die ambulancemedewerkers, feitelijke grondslag. Zowel de agenten als de ambulancemedewerkers verklaren immers ieder voor zich dat zij de uitingen van verdachte aan hun adres als (zeer) bedreigend hebben ervaren.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde 1]), met kracht tegen diens gezicht en diens lichaam heeft gestompt en geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
subsidiair:
hij op 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten
[benadeelde 2]), met kracht tegen haar gezicht heeft gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
3.
hij op 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente][verbalisant 1], hoofdagent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Dronten en [verbalisant 2], hoofdagent van politie, dienstdoende bij basiseenheid Dronten, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Kutmongolen, kankerlijers. Ik stop me schoen in je reet. Maak me los. Ik maak je af." en "Je hebt geen familie meer. Ik maak ze af. Ik weet ze te vinden";
4.
hij op 12 juni 2007 in de gemeente [gemeente][verbalisant 1][naam 1], werkzaam als chauffeur op de hulpverleningsdienst Flevoland heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [naam 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Als ik los kom, maak ik je wel dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 en 2 subsidiair, telkens:
mishandeling;
3 en 4, telkens:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt het hof het navolgende.
S. Wijga, psycholoog/psychotherapeut, komt in haar rapport van 27 augustus 2007 tot de conclusie dat verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten zowel leed aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens als aan een ziekelijke stoornis, veroorzaakt door de effecten van de gebrekkige ontwikkeling van die geestvermogens. Daarnaast was er sprake van alcoholmisbruik. De ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens beïnvloedden verdachtes gedragskeuzes ten tijde van het ten laste gelegde in die mate, dat het ten laste gelegde daaruit verklaard kan worden. Er was, naast alcoholmisbruik, onder meer sprake van borderline trekken, antisociale en theatrale trekken in de persoonlijkheid.
De ten laste gelegde feiten kunnen, aldus Wijga, verdachte in verminderde mate worden toegerekend, nu verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Het hof neemt voornoemde conclusie over en maakt die tot de zijne, in zoverre dat het hof vaststelt dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit leed aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor die feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof betoogd, dat hij werd belaagd door [benadeelde 1] en diens dochter [benadeelde 2]. Daarbij sprong [benadeelde 1] bij hem op de rug en sloeg [benadeelde 2] hem. Onder die omstandigheden stelt verdachte niet anders te hebben kunnen doen dan [benadeelde 1] van zijn rug te schudden en [benadeelde 2] van zich af te houden. Verdachte stelt daarbij niemand te hebben geslagen.
De raadsvrouw van verdachte heeft met betrekking tot de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten een beroep gedaan op noodweer. Verdachte zou ten aanzien van deze feiten moeten worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu het verdachte was die zich tegen een aanval van [benadeelde 1] en zijn dochter [benadeelde 2] heeft moeten verdedigen.
Het hof baseert zich bij de beoordeling van dit verweer op de verklaringen van de slachtoffers [benadeelde 1]1 en [benadeelde 2]2, welke verklaringen het hof meer betrouwbaar acht dan de verklaring van verdachte. Verdachte had immers, naar eigen zeggen, voordat hij de onderhavige delicten pleegde, naast zijn medicatie (mirtazapine en diazepam) een halve liter whiskey en bier gedronken.
Het hof acht, gelet op voormelde verklaringen, niet aannemelijk geworden dat de gebeurtenissen rond de mishandeling van [benadeelde 1] en [benadeelde 2] zich hebben voorgedaan op de wijze zoals verdachte heeft verklaard. Het hof verwerpt daarom het beroep op noodweer. Daar komt nog bij dat verdachtes verklaring, dat hij helemaal niemand heeft geslagen, feitelijk een beroep op noodweer uitsluit.
Het hof acht verdachte overigens strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft, nadat hij was uitgenodigd om gezellig een praatje met de nieuwe buren van zijn moeder te komen maken, zich zodanig misdragen dat hij werd weggestuurd. Daarop is verdachte de confrontatie aangegaan met de buurman, [benadeelde 1]. Hij heeft daarbij die buurman met kracht tegen zijn hoofd en lichaam geslagen. Ook de dochter, [benadeelde 2], die haar vader te hulp schoot heeft verdachte met kracht tegen het hoofd geslagen. Toen verdachte vervolgens, eenmaal vóór de woning, door de inmiddels gealarmeerde politie werd aangehouden, en dit niet ging op de manier zoals verdachte dat wenste, heeft verdachte zich zowel fysiek als verbaal ernstig verzet. Hij bedreigde daarbij de bij zijn aanhouding betrokken agenten. Ten slotte bedreigde verdachte ook de inmiddels gearriveerde medewerkers van een ambulancedienst.
Door het handelen van verdachte is niet alleen de rechtsorde geschokt, maar ook heeft verdachte zijn slachtoffers veel leed berokkend. Vader en dochter [benadeelde 2] werden in hun eigen woonomgeving door verdachte mishandeld. Verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Daar komt bij dat hun gevoel van veiligheid in de eigen woning door de daden van verdachte is aangetast. Bovendien blijkt dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Verdachte is, blijkens Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 maart 2009, vóór het plegen van de onderhavige feiten meermalen voor (soortgelijke) strafbare feiten veroordeeld.
Gelet op het vorenstaande, mede in aanmerking nemend de straffen die het hof in soortgelijke zaken pleegt op te leggen, acht het hof oplegging van de door de eerste rechter opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde vrijheidsstraf passend en geboden. Het hof zal die straf dan ook aan verdachte opleggen.
Benadeelde partijen
[benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg als benadeelde partij heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg is toegewezen tot een bedrag van € 500,00 en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering ad € 711,30 in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof overweegt dat aannemelijk is geworden dat voormelde benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte daarvan acht het hof evenwel niet eenvoudig vast te stellen. Op gronden van redelijkheid en billijkheid zal het hof het eenvoudig vast te stellen deel van de vordering ter vergoeding van door [benadeelde 1] geleden immateriële schade bepalen op een bedrag van € 450,00.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Het hof zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
[benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg als benadeelde partij heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg is toegewezen tot een bedrag van € 745,00 en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering ad € 1.445,00 in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof overweegt dat aannemelijk is geworden dat voormelde benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte daarvan acht het hof evenwel niet eenvoudig vast te stellen. Op gronden van redelijkheid en billijkheid zal het hof het eenvoudig vast te stellen deel van de vordering ter vergoeding van door [benadeelde 2] geleden immateriële schade bepalen op een bedrag van € 450,00.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Het hof zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk in de vordering verklaren, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal voormelde bedragen, alsmede de gevorderde wettelijke rente, tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
ten aanzien van parketnummer 13/460247-06
Bij vonnis van politierechter te Amsterdam d.d. 8 juni 2006 is veroordeelde onder meer veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van dertig uren subsidiair vijftien dagen hechtenis, met een proeftijd van een jaar. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 8 juni 2006. De proeftijd is ingegaan op 23 juni 2006. De officier van justitie vordert dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde werkstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van dertig uren werkstraf en van een geldboete van honderd euro.
ten aanzien van parketnummer 07/605047-06
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 3 april 2006 is veroordeelde onder meer veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van een week, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 18 april 2006. De proeftijd is ingegaan op 18 april 2006. De officier van justitie vordert d.d. 29 augustus 2007 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde straf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van een week gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f (oud), 57 (oud), 63 (oud), 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeldonder 1, 2 subsidiair, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van tien maanden;
beveelt, dat van de gevangenisstraf een gedeelte van vijf maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde:
dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling, ook indien die aanwijzingen opname in de Piet Roorda Kliniek of een F.P.K. inhouden;
bepaalt dat deze eventuele opname niet langer dan een jaar zal duren;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderdvijftig euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdvijftig euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van negen dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde 2], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vierhonderdvijftig euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderdvijftig euro vermeerderd met het bedrag van de wettelijke rente, te rekenen vanaf de dag waarop de schade is ontstaan ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 2], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van negen dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 3 april 2006 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van één week;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 8 juni 2006 voorwaardelijk opgelegde straffen, te weten:
taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van dertig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftien dagen zal worden toegepast;
en een geldboete van honderd euro, met bevel voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis voor de duur van twee dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. K. Lahuis, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
1 Proces-verbaal van aangifte, nummer 2007040981-1, d.d. 12 juni 2007 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], inspecteur van politie, basiseenheid Dronten
2 Proces-verbaal van verhoor aangever, nummer 2007040981-12, d.d. 12 juni 2007 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent van politie, basiseenheid Dronten