ECLI:NL:GHARN:2009:BJ4261

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000898-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt in huurwoning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De veroordeelde was betrokken bij het medeplegen van hennepteelt in zijn huurwoning en een andere woning. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel had uit de hennepkwekerij, geschat op € 13.760,30, en hem verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen deze beslissing.

Tijdens het hoger beroep heeft het hof het onderzoek herhaald en de vordering van de advocaat-generaal in overweging genomen. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op hetzelfde bedrag als de rechtbank had gedaan. Het hof heeft echter geoordeeld dat de veroordeelde onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij minder dan de helft van het geschatte voordeel heeft ontvangen. Het hof heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de Standaardberekening van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM).

Het hof heeft vastgesteld dat de totale opbrengst van de hennepkwekerij € 27.492,-- bedroeg, met kosten van € 2.187,--, wat resulteert in een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 25.305,--. Aangezien de veroordeelde niet kon aantonen dat hij minder dan de helft van dit voordeel had ontvangen, heeft het hof de verplichting opgelegd om € 12.652,50 aan de Staat te betalen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op het eerder genoemde bedrag.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000898-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-600799-07
Arrest van 7 juli 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 18 oktober 2007, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1980] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. B.J. Tieman, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft bij voormelde beslissing, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar haar vonnis d.d. 18 oktober 2007 in de strafzaak met parketnummer 07/600799-07, het door veroordeelde door middel van en/of uit baten van het door hem gepleegde strafbare feit, te weten het medeplegen van - kort gezegd - hennepteelt, wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op dertienduizend zevenhonderdzestig euro en dertig cent en hem de verplichting opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op dertienduizend zevenhonderdzestig euro en dertig cent, en dat het hof aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal de beslissing, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij vonnis van rechtbank Zwolle-Lelystad (parketnummer 07/600799-07) ter zake van het medeplegen van - kort gezegd - hennepteelt in de periode van 1 september 2006 tot en met 3 januari 2007 in de gemeente [gemeente] veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen.
Het hof heeft bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel gebruik gemaakt van de Standaardberekening en normen (wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht) van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) van april 2005.
Bij de bepaling van de hoogte van het geschatte voordeel gaat het hof uit van het navolgende.
Ten aanzien van het pand aan de [adres] te [plaats] is naar het oordeel van het hof op grond van de stukken in het dossier niet aannemelijk geworden, dat in dat pand daadwerkelijk hennep is geoogst. Op dat adres is weliswaar op 3 januari 2007 een hennepkwekerij ontmanteld, doch aannemelijk is geworden dat deze ontmanteling heeft plaatsgevonden onder vrees voor ontdekking. Daarmee staat allerminst vast dat er sprake is geweest van een oogstrijpe teelt, temeer nu concrete informatie daarover ontbreekt. Het hof laat voor de berekening van het voordeel dit pand derhalve buiten beschouwing. Dit brengt overigens mee, dat de kosten die veroordeelde claimt te hebben gemaakt in verband met de hennepteelt in dit pand eveneens buiten beschouwing zullen worden gelaten. Hetzelfde geldt voor de verrekening van de betaling van de veroordeelde aan Nuon.
Opbrengst van het pand aan de [adres] te [plaats]
Ruimte B:
Aantal oogsten: 1
Aantal planten per oogst: 106
Opbrengst hennep in grammen per plant: (afgerond) 24,6 x 106 = 2,6 kg
Ruimte D:
Aantal oogsten: 1
Aantal planten per oogst: 300
Opbrengst hennep in grammen per plant: (afgerond) 30 x 300 = 9 kg
Totale opbrengst ruimte B en D: 11,6 kg
Totale opbrengst hennep in geld: 11,6 x € 2.370,-- per kg = € 27.492,--
Kosten
Afschrijvingskosten 1 oogst: € 400,-- (ruimte B € 150,-- en ruimte D € 250,--)
Variabele kosten: € 467,-- ruimte B (106 x € 4,40)
€ 1.320,-- ruimte D (300 x € 4,40)
€ 1.787,--
Totale kosten: € 400,-- + € 1.787,-- = € 2.187,--
Wederrechtelijk verkregen voordeel
€ 27.492,-- -/- € 2.187,-- = € 25.305,--
De raadsman van veroordeelde heeft in hoger beroep aangevoerd dat, op grond van de gestelde feitelijke gang van zaken, het niet redelijk is om de helft van het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel aan veroordeelde toe te rekenen. Volgens de raadsman heeft er immers geen verdeling van de opbrengst van de gekweekte hennep plaatsgevonden, doch heeft veroordeelde slechts eenmaal een bedrag van duizend euro ontvangen. Veroordeelde is een naïeve persoon die zich heeft laten overhalen om een hennepkwekerij in zijn woning te laten bouwen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat veroordeelde erover liegt dat hij niet meer dan duizend euro heeft ontvangen. Daarnaast is het, volgens de raadsman, een feit van algemene bekendheid dat exploitanten van hennepkwekerijen doorgaans gehaaide figuren zijn en dat bewoners van woningen waar die kwekerijen worden gebouwd vaak om de tuin geleid worden, alle risico's lopen en er per saldo ook financieel bekaaid afkomen.
Naar het oordeel van het hof ligt het op de weg van de veroordeelde om aannemelijk te maken dat hij van het vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel minder dan de helft heeft ontvangen. Datgene wat als voormeld van de zijde van de veroordeelde is aangevoerd ter onderbouwing is onvoldoende om aannemelijk te maken dat door veroordeelde minder dan de helft van de totale opbrengst is ontvangen. Nu de veroordeelde er niet in is geslaagd zijn stelling met betrekking tot de verdeling van de opbrengst aannemelijk te maken, zal het hof de helft van het als voormeld vastgestelde wederrechtelijk verkregen voordeel, als zijnde een redelijke toerekening nu veroordeelde het feit heeft gepleegd met een mededader, aan de veroordeelde toerekenen.
Voordeel [veroordeelde]
Gelet op het voorgaande en op grond van de inhoud van wettige bewijsmiddelen stelt het hof het bedrag waarop het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 12.652,50 (zegge: twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent).
Derhalve zal het hof aan de veroordeelde de verplichting opleggen om een bedrag van € 12.652,50 (zegge: twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent) ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen, dat hij door middel van en/of uit de baten van voormeld strafbaar feit heeft verkregen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent;
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van twaalfduizend zeshonderdtweeënvijftig euro en vijftig cent ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. S.H. Wachter en mr. K. Lahuis, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier.