ECLI:NL:GHARN:2009:BJ4004

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
24 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002004-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling tot werkstraf in hoger beroep na vernielingen en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 24 juli 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld voor een aantal misdrijven, waaronder vernielingen en bedreiging. In hoger beroep heeft het hof de verdachte vrijgesproken van de bedreiging, maar hem wel veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, voor de vernielingen die hij heeft gepleegd. De feiten vonden plaats in maart en april 2007, waarbij de verdachte onder andere een ruit van de woning van zijn ex-vriendin heeft ingegooid en een auto heeft beschadigd. De advocaat-generaal had gevorderd tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf, maar het hof heeft de vordering van de benadeelde partijen gedeeltelijk afgewezen. Het hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade niet eenvoudig vast te stellen was. De verdachte had eerder een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd gekregen, die nu ten uitvoer werd gelegd omdat hij zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan nieuwe feiten. Het hof heeft de straffen gemotiveerd op basis van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002004-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-460413-07, 07-460511-07 en 07-460617-05 (tul)
Arrest van 24 juli 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 juli 2007 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-460413-07 en 07-460511-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman F.N. Dijkers, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, heeft op een tweetal vorderingen van benadeelde partijen beslist, tweemaal de schadevergoedingsmaatregel opgelegd en op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het in zaak A, onder 1 en 2, ten laste gelegde en het in zaak B, onder 1 en 2, ten laste gelegde zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact en een contactverbod met [benadeelde 1], en een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair te vervangen door 40 dagen hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 750,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van eenzelfde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 dagen hechtenis, en de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] zal toewijzen tot een bedrag van € 150,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van eenzelfde bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering tot tenuitvoerlegging van de verdachte, bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 december 2005, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zal toewijzen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd:
Zaak A
1.
hij op of omstreeks 23 maart 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en/of bestrating en/of lamellen en/of een beeld en/of de vloer, van een woning op of aan de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij in of omstreeks in de periode van 30 maart 2007 tot 3 april 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een (auto)band, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Zaak B
1.
hij op of omstreeks 26 april 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een autoruit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2.
hij of op omstreeks 26 april 2007 in de gemeente [gemeente][benadeelde 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een agressieve houding aangenomen ten opzichte van die [benadeelde 2] door
- op de auto waarin die [benadeelde 2] was gezeten af te lopen en/of (daarbij)
- te schreeuwen naar die [benadeelde 2] en/of
- door wilde gebaren te maken naar die [benadeelde 2] en/of
- door te trachten het autoportier te openen en/of
- door op/tegen de zijruit en/of voorruit van die auto te slaan.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen in zaak B onder feit 1 en 2 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
Zaak A
1.
hij op 23 maart 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een ruit en lamellen en een beeld en de vloer, van een woning aan de [adres], toebehorende aan [benadeelde 1] heeft vernield en/of beschadigd;
2.
hij in de periode van 30 maart 2007 tot 3 april 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een (auto)band toebehorende aan [benadeelde 3] heeft vernield.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
zaak A
onder 1: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen en/of beschadigen;
onder 2: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 23 maart 2007 een steen door een ruit van de woning van zijn ex-vriendin gegooid. Hierdoor is er aan diverse goederen schade ontstaan. Daarnaast heeft verdachte op 1 april 2007 zijn ex-vriendin klem gereden en een band van de geleende auto waarin zij op dat moment reed vernield. Dit heeft hij gedaan door de voorband van de auto lek te steken. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van degene van wie zijn ex-vriendin de auto had geleend.
Het hof heeft tevens acht geslagen op het de verdachte betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 16 april 2009 waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens het plegen van een soortgelijk strafbare feiten.
Nu het hof, anders dan de advocaat-generaal, verdachte van het in zaak B ten laste gelegde zal vrijspreken, zal het hof volstaan met het opleggen van een werkstraf.
Benadeelde partij [benadeelde 1]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat [benadeelde 1] zich in het geding in eerste aanleg als benadeelde partij heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg is toegewezen tot een bedrag van € 750,- en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof overweegt dat aannemelijk is geworden dat voormelde benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het onder 1 bewezen verklaarde feit. De hoogte daarvan acht het hof evenwel niet eenvoudig vast te stellen. Het hof zal de benadeelde partij derhalve niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, met bepaling dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dienen de benadeelde partij en verdachte, als over en weer deels in het ongelijk gestelde partijen, ieder de eigen kosten te dragen van het geding.
Benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij [benadeelde 2] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg tot een bedrag van € 175,- is toegewezen, dat hij zich in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd en zijn vordering heeft verminderd tot € 175,-. Derhalve duurt de voeging ter zake van de zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep tot dat bedrag voort.
De vordering van de benadeelde partij ziet op schade die de benadeelde partij rechtstreeks zou hebben geleden door de in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Nu aan de verdachte ter zake van die feiten geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a, van het Wetboek van Strafvordering, in zijn vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 16 december 2005, is verdachte veroordeeld tot 4 maanden gevangenisstraf, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 16 december 2005. De proeftijd is ingegaan op 31 december 2005. De officier van justitie heeft d.d. 11 juni 2007 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf aangezien verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu is gebleken dat verdachte de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, kan de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf ten uitvoer worden gelegd. Het hof zal op grond van het vorenstaande in plaats van een last tot een gedeeltelijke tenuitvoerlegging van voormelde straf, te weten twee maanden gevangenisstraf, te geven, een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, gelasten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud) en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in zaak B onder feit 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte in zaak A onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 1], niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde 1], de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij, [benadeelde 1], en de verdachte ieder de eigen kosten dragen van het geding;
verklaart de benadeelde partij, [benadeelde 2], niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij, [benadeelde 2], in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van een gedeelte van de gevangenisstraf de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 16 december 2005) een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtwintig uren met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. G. Dam en mr. W.F. van Zant, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Van Zant voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
-