ECLI:NL:GHARN:2009:BJ3742
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- B.M. Mens
- P.L.R. Wefers Bettink
- C.G. ter Veer
- Rechtspraak.nl
Verjaring van rechtsvordering inzake pensioenverrekening na echtscheiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 12 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen een vrouw en een man betreffende de verrekening van ouderdomspensioenrechten na hun echtscheiding. De vrouw, appellante, had de man, geïntimeerde, aangeklaagd om de verrekening van pensioenrechten die door de man waren opgebouwd tot aan de datum van hun scheiding op 7 april 1982. De vrouw stelde dat deze pensioenrechten verdeeld dienden te worden, omdat in het convenant dat zij in december 1981 hadden gesloten, geen melding was gemaakt van het ouderdomspensioen. De rechtbank Arnhem had in een eerder vonnis van 5 december 2007 de vordering van de vrouw afgewezen, waarop zij in hoger beroep ging.
Het hof heeft vastgesteld dat de rechtsvordering van de vrouw was verjaard op basis van artikel 3:306 BW, dat bepaalt dat een rechtsvordering verjaart na verloop van 20 jaar, tenzij de wet anders bepaalt. Het hof oordeelde dat de verjaringstermijn was aangevangen op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeslissing, namelijk op 5 april 1982. De vrouw had haar vordering pas in 2007 ingesteld, waardoor deze was verjaard. Het hof concludeerde dat de vrouw geen belang had bij de behandeling van haar grieven, omdat het bestreden vonnis in stand bleef.
Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de vrouw in de kosten van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van tijdige actie bij het indienen van vorderingen in het kader van pensioenverrekening na echtscheiding, en de gevolgen van verjaring voor dergelijke rechtsvorderingen.