ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1256
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- M. Mollema
- A. Kuiper
- J. de Hek
- Rechtspraak.nl
Bewijslevering en bewijswaardering in huurgeschil tussen voormalige partners
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem op 30 juni 2009, staat de bewijslevering en de waardering van getuigenverklaringen centraal in een huurgeschil tussen voormalige partners. De appellante, die in eerste aanleg als gedaagde was aangemerkt, heeft hoger beroep ingesteld tegen de vonnissen van de kantonrechter te Lelystad, die op 21 november 2007 en 9 juli 2008 zijn uitgesproken. De kern van het geschil betreft de vraag of de appellante zich heeft verbonden tot het betalen van € 653,-- per maand aan de geïntimeerde, als wederprestatie voor de terbeschikkingstelling van de woning na het vertrek van haar toenmalige partner, die een broer van de appellante is.
Het hof heeft op basis van de getuigenverklaringen geoordeeld dat het bewijs is geleverd. Het verwijst naar de overwegingen van de kantonrechter en benadrukt dat de verklaringen in onderling verband en samenhang moeten worden bezien. De details waarin de verklaringen van elkaar verschillen, zijn niet zodanig essentieel dat ze de bewijskracht van de verklaringen ondermijnen. Het hof wijst erop dat de getuigen moesten verklaren over een situatie die anderhalf jaar eerder had plaatsgevonden, en dat een brief van de advocaat van de geïntimeerde uit januari 2007 niet afdoet aan de bewijskracht van de getuigenverklaringen.
Het hof heeft de grieven van de appellante beoordeeld en geconcludeerd dat zij niet ontvankelijk is in haar beroep tegen het tussenvonnis van 21 november 2007. Het vonnis van 9 juli 2008, waarvan beroep, wordt bekrachtigd, en de appellante wordt veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De uitspraak van het hof onderstreept het belang van een zorgvuldige bewijswaardering in civiele zaken, vooral in situaties waarin getuigenverklaringen cruciaal zijn voor de uitkomst van de zaak.