ECLI:NL:GHARN:2009:BJ0956

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
30 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001842-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens rijden onder invloed en verlaten van de plaats van een ongeval

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden onder invloed van alcohol, het verlaten van de plaats van een ongeval en het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs. De rechtbank had de verdachte een werkstraf van 100 uren opgelegd en de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor 24 maanden ontzegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte verklaard dat hij gemachtigd was om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte opnieuw zou veroordelen tot een werkstraf van 100 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 juni 2005 onder invloed van alcohol een voertuig heeft bestuurd, met een alcoholgehalte van 3,44 milligram per milliliter bloed, wat meer dan zes keer de toegestane hoeveelheid is. Tevens heeft hij de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat er schade was toegebracht aan andere weggebruikers. Daarnaast heeft de verdachte op 23 september 2005 een voertuig bestuurd terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem een werkstraf van 100 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 50 dagen bij niet-naleving. De ontzegging van de rijbevoegdheid is vastgesteld op 18 maanden, met een voorwaardelijk gedeelte van 6 maanden.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte, die eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Het hof heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de bijkomende straffen opgelegd, met inachtneming van de relevante wetsartikelen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001842-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-605320-05
Arrest van 30 juni 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1940] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen terzake van het hem tenlastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en hem terzake van feit 1 de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal ontzeggen voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, en hem terzake van feit 3 de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal ontzeggen voor de duur van 6 maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 juni 2005 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 3,44 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2.
hij op of omstreeks 24 juni 2005 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op [straat 1], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) letsel en/of schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 23 september 2005 in de gemeente [gemeente] als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [straat 2], een motorrijtuig, (personenauto), van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 juni 2005 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 3,44 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
2.
hij op 24 juni 2005 te [plaats] als bestuurder van een motorrijtuig betrokken bij een verkeersongeval of door wiens gedraging een verkeersongeval was veroorzaakt op [straat 1], de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij wist aan een ander (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]) schade was toegebracht;
3.
hij op 23 september 2005 in de gemeente [gemeente] als degene van wie ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 de overgifte van een op zijn naam gesteld rijbewijs was gevorderd en/of als degene van wie zijn rijbewijs was ingevorderd en aan wie dat bewijs niet was teruggegeven, op de weg, de [straat 2], een motorrijtuig, personenauto, van de categorie of categorieën, waarvoor dat rijbewijs was afgegeven, heeft bestuurd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
onder 1: overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;
onder 2: overtreding van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994;
onder 3: overtreding van artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 24 juni 2005 schuldig gemaakt aan het besturen van een auto onder invloed van alcoholhoudende drank. Het alcoholgehalte van zijn bloed bedroeg 3,44 milligram alcohol per milliliter bloed, hetgeen neerkomt op (ruim) meer dan het zesvoudige van de maximaal toegestane hoeveelheid. Door in deze toestand met een auto aan het verkeer deel te nemen heeft hij de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht. Dit gevaar heeft zich ook verwezenlijkt, nu verdachte die dag de veroorzaker van, dan wel betrokkene bij een verkeersongeval is geweest. Hij heeft daarbij de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist dat aan een ander, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] schade was toegebracht. Door voornoemd handelen heeft verdachte er blijk van gegeven zich weinig aan de veiligheid van zijn medeweggebruikers gelegen te laten liggen.
Voorts heeft verdachte - kort gezegd - op 23 september 2005 een personenauto bestuurd, terwijl zijn rijbewijs was ingevorderd. Verdachte heeft verklaard dat hij zich ervan bewust was dat hij toen niet mocht autorijden. Door toch te gaan rijden heeft verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan de in het verkeer geldende regels en de daarmee beoogde veiligheid in het verkeer.
Bij het bepalen van de straf heeft het hof rekening gehouden met een verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 maart 2009, waaruit blijkt dat verdachte meerdere malen is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Ook heeft het hof kennis genomen van het omtrent verdachte opgemaakte rapport van de Stichting Cad, d.d.
17 mei 2007.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof - met de advocaat-generaal - van oordeel dat aan verdachte een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, van na te melden duur dient te worden opgelegd. Het hof zal verdachte ter zake van de onder 1 en onder 3 bewezen verklaarde feiten telkens de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzeggen voor na te noemen duur. Mede teneinde verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan soortgelijke strafbare feiten, zal het hof verdachte een deel van die ontzegging voorwaardelijk opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c (oud) en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 7, 8 (oud), 9 (oud), 176 (oud) en 179 (oud) van de Wegenverkeerswet 1994.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van vijftig dagen zal worden toegepast;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van achttien maanden;
beveelt, dat van de bijkomende straf een gedeelte van zes maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde feit de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van zes maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. K. Lahuis en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van B.W. Mulder als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.