parketnummer: 24-000153-09
parketnummer eerste aanleg: 07-607324-08
Arrest van 17 juni 2009 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 januari 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1972] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in het Huis van Bewaring Ooyerhoekseweg te Zutphen,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1, ten tweede en 2 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, met aftrek van voorarrest en met als bijzondere voorwaarde een verplicht contact met Reclassering Nederland.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 september 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, het [straat], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter en/of een (Eastpak)tas en/of een portemonnee, inhoudende
(ondermeer) een brommercertificaat en/of een of meer (bank)pas(sen) en/of een geldbedrag van ongeveer 103,-- Euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een pistool, in elk geval een op een dergelijk vuurwapen gelijkens voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en/of die Van
[slachtoffer 2] en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd 'Stap af, stap af" en/of Geef mij die scooter", althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 14 september 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, het [straat], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter en/of een (Eastpak)tas en/of een portemonnee, inhoudende (ondermeer) een brommercertificaat en/of een of meer (bank)pas(sen) en/of een geldbedrag van ongeveer 103,-- Euro, in elk geval enig geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een pistool, in elk geval een op een dergelijk vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 2] en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd 'Stap af, stap af" en/of Geef mij die scooter", althans woorden van een dergelijke aard en/of strekking.
2.
hij op of omstreeks 14 september 2008 te gemeente [gemeente] (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een) voor ontploffing bestemde voorwerp(en) voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, ten tweede en onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1, ten tweede.
hij op 14 september 2008 in de gemeente [gemeente] op de openbare weg, het [straat], met het oogmerk om een ander of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte een op een vuurwapen gelijkend voorwerp heeft gericht op die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "Stap af, stap af" en "Geef mij die scooter".
2.
hij op 14 september 2008 te gemeente [gemeente] een wapen van categorie I onder 7°, te weten een gasdrukpistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1, ten tweede en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
feit 1, ten tweede -
afpersing;
feit 2 -
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar.
Voor zover door of namens de verdachte beoogd is een beroep te doen op overmacht, dan wel psychische overmacht, in die zin dat hij zich door anderen gedwongen heeft gevoeld de afpersing te plegen, overweegt het hof dat de feiten en/of omstandigheden die aan dat verweer ten grondslag zijn gelegd niet aannemelijk zijn gemaakt of geworden.
Ook overige strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van een vermogensdelict waarbij hij gebruik heeft gemaakt van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Daarmee heeft hij gevoelens van angst bij de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] veroorzaakt. De wijze van optreden door de verdachte is met name door [slachtoffer 1] als zeer bedreigend ervaren. Dergelijk bedreigend optreden versterkt bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke delicten hiervan (langdurig) psychische nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
De verdachte heeft door het plegen van afpersing door bedreiging met geweld aan het slachtoffer [slachtoffer 1] tevens financiële schade toegebracht. Het hof hanteert ter zake van dergelijke delicten oriëntatiepunten voor straftoemeting die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf impliceren, in het geval van het hanteren van een wapen, zoals thans het geval is, van 24 maanden.
Daarnaast heeft de verdachte ook nog een gasdrukpistool, een verboden wapen, voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van een dergelijk op een vuurwapen gelijkend voorwerp kan in zijn algemeenheid een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken. Door te handelen als hij heeft gedaan heeft de verdachte daaraan bijgedragen.
Uit het de verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 maart 2009 blijkt dat de verdachte eerder ter zake van strafbare feiten is veroordeeld, onder meer ter zake van gewelds- en vermogensdelicten.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in het door Reclassering Nederland over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 16 december 2008, en zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Naar het oordeel van het hof vormt met name het onder 1, ten tweede bewezen verklaarde feit een ernstig delict, waarop uit het oogpunt van normhandhaving en tevens ter vergelding van de angst die de slachtoffers van dat strafbare feit is aangedaan, alsmede ter voorkoming of beperking van recidive slechts een vrijheidsbenemende reactie passend kan zijn. Het hof zal derhalve een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Gelet op de omstandigheden dat het door de verdachte uitgesproken berouw oprecht op het hof is overgekomen en dat de verdachte een bedrag aan schadevergoeding aan het slachtoffer heeft betaald, zal het hof een gedeelte van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, mede om de verdachte aan te sporen in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten te plegen.
De raadsman van de verdachte heeft in het kader van het door hem gevoerde strafmaatverweer geen zodanig bijzondere of relevante feiten of omstandigheden aangevoerd dat het hof oplegging van een andere strafmodaliteit geïndiceerd acht.
Ook overigens is het hof daarvan niet gebleken.
Toepassing van wetsartikelen zoals deze golden op de pleegdatum
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 1, ten tweede en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1, ten tweede en
2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden;
beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van acht maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
bepaalt dat dit toezicht door genoemde instelling reeds tijdens de proeftijd kan worden beëindigd;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Deuring is buiten staat dit arrest te ondertekenen.