ECLI:NL:GHARN:2009:BI8650

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
17 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001811-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling tot taakstraf in hoger beroep na diefstal in vereniging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 17 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1991, was eerder veroordeeld voor diefstal en had een voorwaardelijke jeugddetentie opgelegd gekregen. In hoger beroep werd de verdachte vrijgesproken van de diefstal in vereniging van goederen toebehorende aan een tweede slachtoffer, maar werd zij wel veroordeeld voor diefstal in vereniging van goederen toebehorende aan een eerste slachtoffer. Het hof oordeelde dat de verdachte op 9 april 2008 samen met anderen in een winkel aanwezig was en dat zij betrokken was bij de diefstal van verpakkingen AMBI PUR. De advocaat-generaal had een jeugddetentie van zes weken geëist, maar het hof besloot tot een taakstraf van dertig uren, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar recidive. Tevens werd de tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie omgezet in een taakstraf. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte verplicht werd om een schadevergoeding van € 79,62 te betalen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de eerdere veroordeling vernietigd, maar de verdachte alsnog strafbaar verklaard voor de bewezenverklaring van de diefstal.

Uitspraak

parketnummer: 24-001811-08
parketnummers eerste aanleg: 07-610034-08 en 07-614138-06 (tul)
Arrest van 17 juni 2009 van het gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere.
Het vonnis waartegen het beroep is gericht
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het hierboven genoemde vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging, zoals in dat vonnis is omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van 3 juni 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van feit 1 primair en feit 2 primair zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van 6 weken en dat het hof de tenuitvoerlegging zal gelasten van de vordering na voorwaardelijke veroordeling, te weten jeugddetentie voor de duur van 1 maand.
Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, tot een bedrag van € 79,62, dat ter zake daarvan de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het overige deel van de vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 9 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van weder-rechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer verpakking(en) AMBI PUR, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer verpakking(en) AMBI PUR (toebehorende aan filiaal [slachtoffer 1], [adres]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die verpakking(en) AMBI PUR wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
zij op of omstreeks 09 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van weder-rechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer verpakking(en) AMBI PUR, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] (filiaal [adres]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 09 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer verpakking(en) AMBI PUR (toebehorende aan filiaal [slachtoffer 2], [adres]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en/of haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die verpakkingen AMBI PUR wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Vrijspraak ter zake van feit 2
Uit de bewijsmiddelen volgt niet dat de verdachte betrokken is geweest bij het onder
2 ten laste gelegde. De verklaring van de getuige [getuige], in welke verklaring melding is gemaakt van een zich in het filiaal van [slachtoffer 2] bevindende groep vrouwen, is te weinig specifiek. Op grond van die verklaring kan niet worden vastgesteld dat de verdachte op 9 april 2008 in het filiaal van [slachtoffer 2] in [plaats] aanwezig is geweest.
Voorts is de verklaring van aangever [aangever] met betrekking tot de herkenning van de onder de verdachte en haar gezelschap aangetroffen verpakkingen Ambi Pur te weinig specifiek om te kunnen concluderen dat deze afkomstig zijn uit het filiaal van [slachtoffer 2] in [plaats].
Het hof acht op grond van het bovenstaande niet bewezen hetgeen onder 2 primair en subsidiair aan de verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Op grond van de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] staat vast dat de verdachte op 9 april 2008 in de winkel van [slachtoffer 1] in [plaats] aanwezig is geweest en wel in het winkelgedeelte zelf, welk gedeelte wordt verlaten via de kassa-doorgangen. De verdachte bevond zich toen in het gezelschap van 3 andere vrouwen, en op een gegeven moment zijn ze gezamenlijk de kassa-doorgang gepasseerd. Op het moment dat één van de vier vrouwen de kassa-doorgang is gepasseerd, is het poortalarm in werking getreden, waarna ze de winkel gezamenlijk hebben verlaten.
In de auto waarin eerdergenoemde vrouwen, waaronder de verdachte, zich kort nadien bevonden, is vervolgens een aantal verpakkingen AMBI PUR aangetroffen die blijkens de op die verpakkingen aanwezige beveiligingsstickers uit de winkel van [slachtoffer 1] afkomstig waren. Uit de aangifte volgt dat op 9 april 2008 een aantal verpakkingen AMBI PUR uit de winkel van [slachtoffer 1] is weggenomen. In bedoelde auto is tevens een zogenaamde geprepareerde tas aangetroffen, welke tas geschikt is om beveiligde winkelartikelen langs de alarmpoorten van een winkelbedrijf te loodsen zonder dat daarbij het alarm in werking treedt.
Op grond van het gezamenlijk optreden in de winkel van [slachtoffer 1] van bedoeld groepje vrouwen, waarvan de verdachte deel uit maakte, en gelet op het aantreffen van gestolen waar uit die winkel onder deze groep vrouwen, stelt het hof vast dat deze groep vrouwen gezamenlijk de onder 1 primair ten laste gelegde winkeldiefstal heeft gepleegd.
Het hof acht op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair.
zij op 9 april 2008 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verpakkingen AMBI PUR, toebehorende aan [slachtoffer 1] (filiaal [adres]).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
1 primair -
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Het hof acht de verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de in hoger beroep op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich, samen met haar mededaders, schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Dergelijke vermogenscriminaliteit veroorzaakt hinder, schade en ergernis voor het desbetreffende winkelbedrijf.
De verdachte heeft kennelijk enkel en alleen gehandeld vanuit het oogpunt van financieel gewin en heeft er blijk van gegeven weinig respect te hebben voor de eigendomsrechten van een ander. Het hof hanteert ter zake van een dergelijk delict oriëntatiepunten voor straftoemeting die - in geval van herhaalde recidive, zoals bij verdachte - een onvoorwaardelijke jeugddetentie impliceren.
Uit het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van
30 maart 2009 blijkt ten nadele van de verdachte dat zij reeds meerdere keren is veroordeeld ter zake van winkeldiefstal.
Voorts heeft het hof rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die naar voren komen in het door de Raad voor de Kinderbescherming Nederland over de verdachte uitgebrachte rapport van 9 mei 2008 en in de rapportage van de William Schrikker Jeugdreclassering van 24 juni 2008, en zoals die ter terechtzitting zijn gebleken.
Naar het oordeel van het hof is hier sprake van een delict, waarop - uit het oogpunt van normhandhaving en vergelding - gezien de mate van de recidive van de verdachte en mede gezien de door dit hof gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting in beginsel slechts een vrijheidsbenemende reactie passend kan zijn.
Mede gelet echter op de omstandigheid dat de verdachte haar kappersopleiding inmiddels heeft hervat en er een procedure loopt tegen de beslissing van de Nederlandse Staat tot haar ongewenstverklaring, acht het hof het van belang dat de verdachte op dit moment nog zicht behoudt op enig toekomstperspectief in Nederland. Het hof acht het daarom ongewenst op dit moment een vrijheidsbenemende straf aan de verdachte op te leggen, aangezien een dergelijke straf de verdachte naar verwachting elke motivatie tot gedragsverandering ten goede zal ontnemen.
Anders dan de advocaat-generaal, acht het hof oplegging van een werkstraf aan de verdachte niet bij voorbaat tot mislukken gedoemd. Het hof neemt hierbij in aanmerking dat ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de verdachte sinds 10 maart 2009 (civielrechtelijk) onder toezicht is gesteld, hetgeen inhoudt dat thans een gezinsvoogd in beeld is die (mede) kan toezien op uitvoering van de werkstraf, en dat ten behoeve van de verdachte hulpverlening in gang is gezet.
Al het vorenstaande in overweging nemende is het hof van oordeel dat een werkstraf voor de duur van dertig uren passend en geboden is.
Vordering van de benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat de vordering van deze benadeelde partij in eerste aanleg deels is toegewezen en dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering en dat de benadeelde partij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Deze vordering kan gedeeltelijk worden toegewezen, tot een bedrag van € 79,62, aangezien deze schade, zijnde de inkoopprijs van de gestolen voorwerpen, als het rechtstreekse gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde feit kan worden aangemerkt. De vordering dient voor het overige te worden afgewezen.
Gelet op het vorenstaande dient de verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade van € 79,62 die door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar feit is toegebracht en het belang van het slachtoffer ermee is gediend, zal aan de verdachte de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dit schadebedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 september 2006 is de veroordeelde (onder meer) veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van
1 maand voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 28 september 2006. De proeftijd is op 28 september 2006 ingegaan.
De officier van justitie heeft op 22 april 2008 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormeld voorwaardelijk strafdeel, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis het bevel was gegeven, dat dit strafdeel voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, op de grond dat de veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de thans aan de orde zijnde ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat de veroordeelde het onder 1 primair bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, is het hof van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging kan worden gelast van voormelde vrijheidsbenemende straf.
Gelet op hetgeen hierboven bij de strafmotivering is aangegeven omtrent de onwenselijkheid van een vrijheidsbenemende straf, zal het hof geen last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie geven, maar in plaats daarvan het verrichten van een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, gelasten.
Toepassing van wetsartikelen zoals deze luidden op de pleegdatum
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77dd, 77gg, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waartegen het beroep is gericht, en opnieuw recht doende:
verklaart het aan de verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en de verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte als voormeld onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte [verdachte] tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van dertig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van
vijftien dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], gevestigd te [vestigingsplaats], tot een bedrag van negenenzeventig euro en tweeënzestig cent, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van de veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
veroordeelt de verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van negenenzeventig euro en tweeënzestig cent ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], gevestigd te [vestigingsplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling, noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, met dien verstande, dat indien één of meer van de mededaders van de veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt dat indien de veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien de veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
gelast (in plaats van het geven van een last tot tenuitvoerlegging van de jeugddetentie die aan de veroordeelde voorwaardelijk is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 28 september 2006) een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren, met het bevel dat, voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende jeugddetentie voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P.J.M. van den Bergh, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van H. Kingma als griffier. Mr. Deuring is buiten staat dit arrest te ondertekenen.