Parketnummer: 21-004434-07
Uitspraak d.d.: 12 juni 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Zutphen van
26 oktober 2007 in de strafzaak tegen
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 29 mei 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I). Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. F.C. Carstens, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte,
heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen,
die aanwijzing zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste
10 kilometer per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5
was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een
snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met
een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor
de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde
trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon
brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 2],
stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5
en/of de heer [slachtoffer 1] zich op korte afstand van die
vrachtauto/bedrijfsauto bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto/bedrijfsauto,
tengevolge waarvan die vrachtauto/bedrijfsauto is gedraaid en/of voornoemde
[slachtoffer 1] onder die vrachtauto/bedrijfsauto terecht is gekomen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] zodanig
letsel, te weten thoraxletsel en/of een schedelbasisfractuur en/of een open
fractuur en/of een open wond van het been heeft bekomen, dat deze aan de
gevolgen daarvan is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte,
heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen,
zijnde die aanwijzing: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste
10 kilometer per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5
was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een
snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met
een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor
de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde
trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon
brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 2],
stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die
vrachtauto/bedrijfsauto,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 2]
zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een bloeding in
de hersens en/of een gebroken nekwervel heeft bekomen, althans zodanig
lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de
uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem,
als bestuurder van een trein (31248), zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn
schuld te wijten gevaar is ontstaan voor het verkeer op het spoor en/of op
de/het overweg/overpad,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft
nagelaten om een aanwijzing, van de treindienstleider op te volgen,
zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer
per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5
was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een
snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met
een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor
de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde
trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon
brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 2],
stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5
en/of de heer [slachtoffer 1] zich op korte afstand van die
vrachtauto/bedrijfsauto bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto/bedrijfsauto,
tengevolge waarvan die vrachtauto/bedrijfsauto is gedraaid en/of voornoemde
[slachtoffer 1] onder die vrachtauto/bedrijfsauto terecht is gekomen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zodanig letsel, te weten thoraxletsel en/of
een schedelbasisfractuur en/of een open fractuur en/of een open wond van het
been heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden
tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Feitelijke omstandigheden
Op maandag 15 januari 2007 is door het personeel van de K.L.P.D. Dienst Spoorwegpolitie aan de Centrale meldkamer doorgegeven dat de automatische halve overweg bomen (A.H.O.B.) van de spoorwegovergang te Almen bij punt 7.5 niet meer omhoog gingen in verband met een technische storing. De treinen moesten rijden met een aanwijzing inhoudende dat tijdig snelheid verminderd moest worden tot maximaal 10 kilometer per uur, herhaald fluitsignaal gegeven moest worden en gestopt moest worden als de veiligheid van het verkeer dit vorderde.
Verdachte was op 15 januari 2007 werkzaam als treinmachinist en moest langs Almen rijden. Hij heeft de melding van de storing doorgekregen en heeft de aanwijzing genoteerd.
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] reden de betreffende dag in een vrachtwagen en moesten de overgang te Almen passeren. Bij de overgang heeft een taxichauffeur samen met [slachtoffer 1] de spoorwegbomen omhoog gehouden om te zorgen dat de vrachtwagen kon doorrijden. Op het moment dat de vrachtwagen op het spoor stond, is verdachte met zijn trein tegen de vrachtwagen gebotst. De vrachtwagen is vervolgens door de klap gedraaid en in de berm naast de spoorwegovergang terecht gekomen. Onder de achterwielen van de vrachtauto is het slachtoffer [slachtoffer 1] aangetroffen. Als gevolg van de botsing is [slachtoffer 1] overleden en heeft de vrachtwagenchauffeur [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Uit analyse blijkt dat de snelheid van de trein kort voor de aanrijding 119 kilometer per uur was. Ten tijde van de aanrijding was de snelheid tussen de 74 en 83 kilometer per uur.
Verdachte heeft de hem tenlastegelegde handelingen bekend. Verdachte heeft echter ontkend dat hij roekeloos, zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend is geweest. Hij heeft aangegeven dat punt 7.5 in zijn gedachten verder weg was, hij was in de veronderstelling dat het punt bij Eefde lag. Verdachte heeft de aanwijzing, naar hij ter terechtzitting van het hof heeft bevestigd, steeds in zijn hoofd gehad en was voornemens zich hier aan te houden. Op het moment dat hij de vrachtwagen op het spoor zag stilstaan heeft hij geremd. Pas na de botsing, toen verdachte stil kwam te staan bij punt 7.1, is verdachte erachter gekomen dat hij punt 7.5 was gepasseerd. De raadsman van verdachte heeft betoogd dat het handelen van verdachte geen verwijtbare schuld oplevert en dat vrijspraak dient te volgen.
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
In het bijzonder overweegt het hof hiertoe het volgende.
Verdachte heeft op 15 januari 2007 om 13:39 uur de aanwijzing gekregen dat bij nadering van overweg punt 7.5 een storing was en dat hij bij dat punt tijdig snelheid moest minderen tot maximaal 10 kilometer per uur, herhaald fluitsignaal moest geven en moest stoppen als de veiligheid van het verkeer dit vorderde. Op dat moment was verdachte net van het station Lochem weggereden. Verdachte had in zijn hoofd dat punt 7.5 niet bij Almen lag, maar bij Eefde. Om 13:43 uur is hij gestopt op station Laren bij punt 10.0. Hij is daar weer vertrokken om 13:46 uur. Vanaf het moment van de melding zijn dan zeven minuten verstreken, verdachte is vier aankondigingspaaltjes gepasseerd (aankondiging punt 12.4, 12.0, 11.5 en 10.4) en nog steeds heeft verdachte zijn verkeerde veronderstelling niet opgemerkt en gecorrigeerd. Het was vanaf Laren nog 2,5 kilometer naar punt 7.5. Verdachte is vervolgens de aankondigingsborden van punt 8.3 en 7.5 gepasseerd. Ook toen is het besef bij hem niet gaan dagen dat hij in de buurt was van punt 7.5. Na de aankondiging van punt 7.5 is verdachte een bocht in gereden. In verband met deze bocht was de spoorwegovergang vanaf ongeveer 600 meter vóór de spoorwegovergang zichtbaar voor hem. Na deze bocht is een vertraagde reactie van verdachte gevolgd. Verdachte heeft niet adequaat geremd. Om 13:46 uur is de trein tegen de vrachtwagen gereden. Na de botsing is de trein, nog steeds vol remmend, ongeveer 214 meter doorgereden en is om 13:48 uur tot stilstand gekomen. Als verdachte direct na het zichtbaar zijn van de spoorwegovergang, op 600 meter afstand had geremd, had hij ruim binnen 600 meter, en dus voor de spoorwegovergang tot stilstand kunnen komen. Blijkens de door de trein na de botsing nog afgelegde afstand (214 meter) en de remweg van de trein na het vol aantrekken van de remmen (om en nabij de 485 meter) zijn de remmen van de trein op ongeveer 271 meter vóór de spoorwegovergang (en vóór de botsing) aangetrokken. Gelet op de hierboven reeds genoemde snelheid waarmee de trein reed kort voor de aanrijding (119 kilometer per uur), betekent dat dat het ruim negen seconden heeft geduurd, alvorens verdachte de remmen van de trein heeft aangetrokken na het moment waarop de spoorwegovergang en de vrachtwagen voor hem zichtbaar waren.
Het hof komt tot oordeel dat het in deze zaak geen kort en enkel moment van onoplettendheid betreft waarop direct een gevolg intreedt en herstel niet meer mogelijk is.
Verdachte is immers langs zes aankondigingsborden gekomen, hij is het station Laren gepasseerd en al deze aanwijzingen hebben er niet toe geleid dat verdachte zijn verkeerde uitgangspunt heeft opgemerkt. Ook heeft verdachte niet snel genoeg geremd op het moment dat hij had kunnen zien dat de overweg versperd was. Anders dan de rechtbank, die aanmerkelijke onvoorzichtigheid en onoplettendheid bewezen acht, is het hof van oordeel dat deze opeenstapeling van missers aangemerkt kunnen worden als zéér onoplettend en onzorgvuldig handelen. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat verdachte machinist is. Een beroep dat bij uitstek vraagt om voortdurende alertheid. Verdachte heeft verklaard dat hij het traject goed kende. Bovendien was het zicht vrij en onbelemmerd. Verdachte heeft er ten onrechte op vertrouwd dat de spoorwegovergang na het aankondigingsbord 7.5 bij Eefde lag. Juist omdat verdachte een aanwijzing had gekregen dat er bij de spoorwegovergang na het aankondigingsbord 7.5 een probleem zou zijn en hij daar slechts 10 km per uur mocht rijden, had verdachte alle aandacht moeten hebben voor de aankondigingsborden. Het is voor een machinist van essentieel belang dat hij voortdurend oplettend is en dat hij erop bedacht is dat onvoorziende omstandigheden zich kunnen voordoen. Een trein heeft een grote massa, een lange remweg en kan niet uitwijken. Eén moment van onoplettendheid kan grote gevolgen hebben en veel schade veroorzaken. Daar komt bij dat in een trein vaak veel passagiers aanwezig zijn waarvoor de veiligheid gewaarborgd moet worden. Dit alles legt een zeer grote verantwoordelijkheid op de machinist. Verdachte heeft deze verantwoordelijkheid onvoldoende waar gemaakt.
Gelet op het hierboven is overwogen, komt het hof tot het oordeel dat verdachte zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gehandeld hetgeen verwijtbare schuld oplevert.
Verdachte heeft nog betoogd dat hij ten onrechte alle schuld krijgt van het ongeluk, maar dat ook de (andere) weggebruikers schuld hadden door de overweg over te steken toen de bomen dicht bleven. Wat er ook zij van deze stelling, eventuele medeschuld van degenen die de gesloten bomen van de overweg hebben genegeerd kan mogelijk civielrechtelijke consequenties hebben voor de verdeling van de schuld met betrekking tot de gevolgen van het ongeluk, maar doen niets af aan de mate van onoplettendheid en onachtzaamheid waaraan verdachte zich zelf tevoren schuldig heeft gemaakt en dus aan de schuld in strafrechtelijke zin.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte,
heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen,
die aanwijzing zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste
10 kilometer per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5
was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een
snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met
een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor
de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde
trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon
brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 2],
stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5
en/of de heer [slachtoffer 1] zich op korte afstand van die
vrachtauto/bedrijfsauto bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto/bedrijfsauto,
tengevolge waarvan die vrachtauto/bedrijfsauto is gedraaid en/of voornoemde
[slachtoffer 1] onder die vrachtauto/bedrijfsauto terecht is gekomen,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] zodanig
letsel, te weten thoraxletsel en/of een schedelbasisfractuur en/of een open
fractuur en/of een open wond van het been heeft bekomen, dat deze aan de
gevolgen daarvan is overleden, althans zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen;
2.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem,
roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) heeft bestuurd, waarbij hij, verdachte,
heeft nagelaten om een aanwijzing van de treindienstleider op te volgen,
zijnde die aanwijzing: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste
10 kilometer per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5
was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een
snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden gereden met
een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor
de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde
trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon
brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 2],
stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die
vrachtauto/bedrijfsauto,
waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 2]
zwaar lichamelijk letsel, te weten een hersenschudding en/of een bloeding in
de hersens en/of een gebroken nekwervel heeft bekomen, althans zodanig
lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de
uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
3.
hij op of omstreeks 15 januari 2007 te Almen, althans in de gemeente Lochem,
als bestuurder van een trein (31248), zich zodanig heeft gedragen dat aan zijn
schuld te wijten gevaar is ontstaan voor het verkeer op het spoor en/of op
de/het overweg/overpad,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
een trein (31248) (richting Zutphen) bestuurd, waarbij hij, verdachte, heeft
nagelaten om een aanwijzing, van de treindienstleider op te volgen,
zijnde: het tijdig verminderen van de snelheid tot ten hoogste 10 kilometer
per uur bij het naderen van overweg/overpad 7.5,
immers heeft hij, verdachte,
zich er niet, althans onvoldoende, van vergewist dat hij overweg/overpad 7.5
was genaderd en/of bij het naderen van overweg/overpad 7.5 gereden met een
snelheid van 119 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor de
veiligheid ter plaatse, en/of ter hoogte van overweg/overpad 7.5 gereden met
een snelheid van 80 kilometer per uur, althans met een te hoge snelheid voor
de veiligheid ter plaatse, waarbij en/of waardoor hij, verdachte, voornoemde
trein niet vóór overweg/overpad 7.5, althans niet tijdig, tot stilstand kon
brengen, terwijl een vrachtauto/bedrijfsauto bestuurd door de heer [slachtoffer 2],
stilstond, althans langzaam reed, op voornoemde overweg/overpad 7.5
en/of de heer [slachtoffer 1] zich op korte afstand van die
vrachtauto/bedrijfsauto bevond,
waarbij en/of waardoor een botsing en/of een aanrijding heeft plaatsgevonden
tussen de door hem, verdachte, bestuurde trein en die vrachtauto/bedrijfsauto,
tengevolge waarvan die vrachtauto/bedrijfsauto is gedraaid en/of voornoemde
[slachtoffer 1] onder die vrachtauto/bedrijfsauto terecht is gekomen,
tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] zodanig letsel, te weten thoraxletsel en/of
een schedelbasisfractuur en/of een open fractuur en/of een open wond van het
been heeft bekomen, dat deze aan de gevolgen daarvan is overleden
tengevolge waarvan die [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn.
ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Aan zijn schuld te wijten zijn, dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Aan zijn schuld te wijten zijn dat gevaar ontstond voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, terwijl het feit iemands dood ten gevolge had.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde tot 240 uren werkstraf bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis.
De rechtbank Zutphen heeft conform de vordering van de officier van justitie de verdachte veroordeeld tot 240 uur werkstraf bij niet verrichten te vervangen door 120 dagen hechtenis wegens het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
De advocaat-generaal heeft eenzelfde straf gevorderd als in eerste aanleg is opgelegd ten aanzien van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof neemt in aanmerking dat verdachte als machinist zéér onoplettend en onzorgvuldig heeft gehandeld, waardoor een botsing is ontstaan ten gevolge waarvan iemand is overleden en iemand zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Het hof komt tot een andere bewezenverklaring van de feiten 1 en 2. Het feit dat het hof zéér onoplettend en onzorgvuldig handelen bewezen acht, in plaats van aanmerkelijk onoplettend en onzorgvuldig handelen zoals door de rechtbank bewezen is verklaard, brengt echter geen andere strafoplegging met zich mee.
Bij de bepaling van de straf houdt het hof ten voordele van verdachte rekening met het feit dat verdachte blijkens zijn justitiële documentatie niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Tevens neemt het hof in aanmerking dat verdachte hevig is aangedaan van het gebeuren. Verdachte staat bekend als een goed machinist en heeft dit voorval nooit gewild. Het is niet gebleken dat verdachte tijdens het gebeuren met andere zaken bezig was dan met zijn werk. Verdachte kan de gevolgen van zijn handelen, hoe graag hij dat ook zou willen, niet terugdraaien. Met deze gevolgen moet verdachte de rest van zijn bestaan zien te leven. Verdachte heeft zich ook de consequenties van zijn handelen erg aangetrokken. Dit neemt de schuld van verdachte weliswaar niet weg, maar het hof zal dit wel in het voordeel van verdachte meenemen bij het opleggen van een straf.
Het hof is met verdachte, de raadsman, de advocaat-generaal en de nabestaanden en de familie van de slachtoffers eens dat het onwenselijk is dat het zo lang heeft geduurd voordat de behandeling ter terechtzitting bij het hof kon aanvangen doordat de processtukken, nadat de rechtbank Zutphen haar vonnis had uitgesproken op 26 oktober 2007, eerst op 19 maart 2009 zijn ingekomen ter griffie van het hof. Dit zal echter geen gevolgen hebben voor de op te leggen straf.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 165, 307 en 308 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
De in beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 stuks papier, kleur wit, tsb, betreft aanwijzing snelheid begrenzen trein 31248;
- 1 band, kleur zwart, SONY dps-3, digital recording marathon Arnhem start 19.12.06;
- 1 stuks tekening, betreft baanvaktekening Lochem-Zutphen;
- 1 Cd-rom, kleur zilver, Memorex, bevat gesprekken treindienstleider-machinist;
- 1 telefoonkaart, kleur grijs, Nokia 3310.
Aldus gewezen door
mr R. de Groot, voorzitter,
mr H.W. Koksma en mr A.P. Besier, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr S.M.A. Lestrade, griffier,
en op 12 juni 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.