ECLI:NL:GHARN:2009:BI7203

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
25 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-004540-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor valsheid in geschrift bij UWV-formulieren door gebrek aan opzet

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 25 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte was beschuldigd van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, omdat hij op UWV-formulieren had aangekruist dat hij in een bepaalde periode niet had gewerkt, terwijl hij in die periode oriënterende werkzaamheden had verricht voor het opstarten van een eigen onderneming. De officier van justitie had in eerste aanleg een werkstraf van 40 uren geëist, maar de politierechter had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.

Tijdens de zitting van het hof op 11 mei 2009 is het bewijs besproken. De advocaat-generaal vorderde dat het hof het tenlastegelegde bewezen zou verklaren, maar de verdediging betoogde dat de verdachte op basis van de informatie van het UWV en het CWI in de veronderstelling verkeerde dat hij de formulieren correct had ingevuld. Het hof heeft de bewijsvoering van de officier van justitie en de verdediging zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de vraagstelling op de UWV-formulieren in combinatie met de informatie uit de folder van het UWV niet duidelijk was en dat de verdachte niet opzettelijk had geprobeerd te misleiden.

Het hof heeft uiteindelijk het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de opzet op het vals opmaken van de UWV-formulieren, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij het tenlastegelegde had begaan. De uitspraak van het hof benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de UWV en de rol van informatievoorziening in het kader van werkloosheidsuitkeringen.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-004540-08
Uitspraak d.d.: 25 mei 2009
TEGENSPRAAK
PROMIS
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 30 oktober 2008 in de strafzaak tegen
[verdachte].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 11 mei 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De officier van justitie heeft in eerste aanleg gevorderd het tenlastegelegde bewezen te verklaren en een werkstaf van 40 uren op te leggen te vervangen door 20 dagen hechtenis. De raadsvrouw heeft bepleit dat er voor het tenlastegelegde geen wettig en overtuigend bewijs is en dat vrijspraak dient te volgen. De politierechter heeft het aan verdachte tenlastegelegde bewezen verklaard en heeft conform de vordering van de officier van justitie een straf opgelegd van 40 uren werkstraf subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft het hof gevorderd het aan verdachte tenlastegelegde bewezen te verklaren en een werkstraf van 40 uren voorwaardelijk op te leggen te vervangen door 20 dagen hechtenis met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M.J.G. Jolink, naar voren is gebracht. Verdachte en zijn raadsvrouw bepleiten vrijspraak van hetgeen aan verdachte tenlaste is gelegd.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 2 mei 2004 tot en met 14 november 2005 te
Nieuwegein, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een geschrift, (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van
enig feit te dienen - te weten (telkens) een formulier van het UWV te Utrecht,
waarop opgave moest worden gedaan (onder meer) van werkzaamheden - (telkens)
valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, immers heeft verdachte (telkens)
valselijk 'Nee' aangekruist bij de vraag "Hebt u in de genoemde periode
gewerkt of loon ontvangen?" en/of (telkens) dat formulier ondertekend,
(telkens) met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken
of door anderen te doen gebruiken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aan verdachte is tenlastegelegd valsheid in geschrift, meermalen gepleegd. Uit het verhandelde ter zitting is vast komen te staan dat verdachte in de periode 1 januari 2004 tot 2 mei 2004 oriënterende werkzaamheden heeft verricht voor het opstarten van een eigen onderneming. Na deze periode heeft verdachte nog diverse werkzaamheden uitgevoerd om aan de slag te kunnen gaan als zelfstandige. Tevens is komen vast te staan dat verdachte in de periode 2 mei 2004 tot 1 januari 2005 telkens op het UWV formulier ‘Nee’ heeft aangekruist bij de vraag ‘Hebt u in de genoemde periode gewerkt of loon ontvangen?’. Verdachte heeft het formulier telkens ondertekend.
In de informatiefolder van het UWV voor ‘startende zelfstandigen in relatie tot WW’ staat geschreven dat zodra sprake is van een daadwerkelijke start als zelfstandige de WW-uitkering (gedeeltelijk) wordt beëindigd. De periode die vooraf gaat aan de daadwerkelijke start van het ondernemerschap wordt door het UWV de oriëntatieperiode genoemd. De afdeling Werkloosheidswet dient ingelicht te worden over de plannen om als zelfstandige aan de slag te gaan. De WW-uitkering kan gedurende de oriëntatieperiode voortgezet worden als de aanvrager zich beschikbaar blijft stellen voor de arbeidsmarkt en blijft voldoen aan de uitkeringsvoorwaarden en controlevoorschriften. Voorts staat in de folder geschreven dat indien het niet meer mogelijk is om een scheidslijn te trekken tussen de oriënterende fase en de daadwerkelijke start van de werkzaamheden, het UWV onderzoek zal doen naar de juiste datum. Het UWV kijkt altijd naar meerdere activiteiten. Uit een combinatie van factoren (bijvoorbeeld exacte plannen, moment van investeren, verwerven van orders, huur bedrijfspand) zal afgeleid worden wanneer de start van het beroep of bedrijf plaatsvindt. Aangetekend wordt dat de datum van inschrijving in de Kamer van Koophandel, niet de datum van de daadwerkelijke start van het bedrijf hoeft te betekenen (1).
Op 10 mei 2004 heeft verdachte een brief gestuurd naar het UWV in reactie op een brief van het UWV van 6 mei 2004 waarin gevraagd wordt naar sollicitatieactiviteiten. Verdachte geeft in zijn brief aan dat hij op de hoogte is van het feit dat zijn oriëntatieperiode is verlopen en dat hij de folder van het UWV voor ‘startende zelfstandigen in relatie tot WW’ heeft geraadpleegd omdat de vervolgprocedure hem onbekend was. Tevens vermeldt verdachte in de brief het feit dat hij telefonisch contact heeft gehad met het CWI om meer informatie te verkrijgen en dat het CWI hem heeft verwezen naar de desbetreffende folder. Op grond van deze informatie verkeerde verdachte in de veronderstelling dat er een nadere beoordeling door het UWV zou plaatsvinden en was hij zich niet bewust van een sollicitatieplicht. Verdachte sluit zijn brief af met het bericht dat hij graag wil voldoen aan de plicht om te solliciteren, aangezien hij momenteel (nog) niet in staat is zelfstandig een inkomen te genereren, hoe graag hij dit ook zou willen (2).
In de brief van het CWI aan verdachte d.d. 29 december 2004 wordt de rapportage verstuurd van het gesprek tussen het CWI en verdachte over de mogelijkheden van het vinden van werk. In de algemene situatieschets wordt aangegeven dat verdachte zich drie maanden heeft georiënteerd op een eigen bedrijf. Dit is nog helemaal niet gelukt en verdachte is bezig met het onderzoeken of hier mogelijkheden zijn. Verdachte doet dit op eigen kosten en in zijn eigen tijd. Het vormt geen belemmering bij het solliciteren (3).
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat verdachte arbeid heeft verricht in de periode van 2 mei 2004 tot 1 januari 2005 en dat het verdachte meer dan duidelijk moest zijn dat hij ‘Ja’ had moeten invullen op de formulieren bij de vraag of er gewerkt is. Voorwaardelijk opzet op het misleiden kan aangetoond worden en het tenlastegelegde kan bewezen worden verklaard.
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte in de desbetreffende periode ‘Nee’ mocht aankruisen op de formulieren op basis van de informatie die verdachte heeft verstrekt aan het UWV en het CWI en op basis van de informatie die hij heeft ontvangen van deze organisaties. Verdachte heeft weliswaar oriënterende werkzaamheden verricht nadat de oriëntatieperiode al was afgelopen, maar verdachte heeft geen inkomsten gegenereerd uit deze werkzaamheden, hij heeft de werkzaamheden in zijn eigen tijd verricht, met zijn eigen geld betaald en het heeft geen afbreuk gedaan aan zijn sollicitatieplicht. Verdachte is er vanuit gegaan dat het arbeid dat hij heeft verricht geen werk betrof zoals bedoeld in het UWV formulier. Het oogmerk van misleiding komt derhalve niet vast te staan waardoor het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Oordeel hof
Het hof komt tot het oordeel dat de vraagstelling op het UWV formulier ‘Hebt u in de genoemde periode gewerkt of loon ontvangen?’ in samenhang met de informatie uit de folder van het UWV kan leiden tot het foutief invullen van de formulieren. Uit de informatie van de UWV folder blijkt niet duidelijk wanneer sprake is van een daadwerkelijke start als zelfstandig ondernemer en wanneer dus werkuren doorgegeven moeten worden. In het geval van verdachte wordt de verwarring versterkt doordat verdachte zowel aan het UWV als het CWI openheid van zaken heeft gegeven omtrent zijn werkzaamheden en dit niet heeft geleid tot een directe actie van het UWV en het CWI. Het hof komt tot de conclusie dat de opzet op het vals opmaken van de UWV formulieren ontbreekt. Het tenlastegelegde kan derhalve niet worden bewezen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr E. van der Herberg, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr M. Kuijer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr S.M.A. Lestrade, griffier,
en op 25 mei 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr M. Kuijer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Folder UWV GAK, ‘Informatie voor startende zelfstandigen in relatie tot WW’, Utrecht 19 februari 2002 (overgelegd door raadsvrouw ter terechtzitting 11 mei 2009).
2 Brief van verdachte gericht aan UWV, 10 mei 2004 (overgelegd door raadsvrouw ter terechtzitting 11 mei 2009).
3 Brief van CWI gericht aan verdachte, 29 december 2004 (overgelegd door raadsvrouw ter terechtzitting 11 mei 2009).