GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belastingrecht
nummer 08/00156
Uitspraakdatum: 26 mei 2009
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X wonende te Z (gemeente Montferland) (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank) van 22 februari 2008, num-mer 07/1416 WOZ, in het geding tussen belanghebbende
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Montferland (hierna: de Ambtenaar)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Bij beschikking van 30 maart 2007 is de waarde van de onroerende zaak A-straat te Z per waardepeildatum 1 januari 2005 voor het tijdvak 1 januari 2007 tot 1 januari 2008 vastgesteld op € 331.000.
1.2. Bij uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar de waarde gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. Ter zitting van de Rechtbank van 21 februari 2008 hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van genoemde onroeren-de zaak per peildatum 1 januari 2005 (€ 312.000).
1.4. De Rechtbank heeft in haar uitspraak van 22 februari 2008 het beroep gegrond verklaard en onder meer beslist dat belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van proceskosten op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit). De proceskosten zijn door de Rechtbank vervolgens berekend op € 19,80 aan reiskosten en € 18 aan door belanghebbende opgegeven verletkosten. De Rechtbank heeft bepaald dat de gemeente Montferland deze proceskos-ten tot een bedrag van ca. € 37,80 aan belanghebbende vergoedt.
1.5. De uitspraak van de Rechtbank is in afschrift op 26 februari 2008 aan partijen toegezonden.
1.6. Belanghebbende heeft bij brief van 4 april 2008, ingekomen bij het Hof op 7 april 2008, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift inge-diend.
1.7. Tot de stukken van het geding behoren het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken, die al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd, en waarvan door de griffier van het Hof afschriften zijn verstuurd aan de wederpartij.
1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 april 2009 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende en de Ambtenaar.
1.9. Van de zitting is het proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. De gemeente heeft - na ontvangst van de uitspraak van de Rechtbank - de daarin genoemde proceskosten vergoed.
2.2. Belanghebbende heeft naar aanleiding van de door de Rechtbank vastgestelde proceskos-tenvergoeding aan de (griffie van de) Rechtbank uitleg gevraagd over de hoogte van de verletkos-ten maar daarop - naar hij stelt - geen afdoende antwoord gekregen.
2.3. De Ambtenaar stelt dat hij zich voor wat betreft de hoogte van de proceskosten confor-meert aan het oordeel van de Rechtbank. Hij heeft in het hoger beroep geen aanleiding gezien bij de Rechtbank navraag te doen naar de door belanghebbende opgegeven verletkosten noch rede-nen aanwezig geacht om aan belanghebbende het verschil tussen het door hem gestelde opgege-ven bedrag (3 x € 18) en het door de Rechtbank vastgestelde bedrag (1 x € 18) te vergoeden.