ECLI:NL:GHARN:2009:BI6009

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
2 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001640-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van minderjarige verdachte wegens zware mishandeling en openlijke geweldpleging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 2 juni 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De minderjarige verdachte werd beschuldigd van zware mishandeling en openlijke geweldpleging tegen een persoon genaamd [benadeelde]. De feiten vonden plaats op 11 januari 2008 in de gemeente [gemeente], waar de verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toebracht aan [benadeelde] door hem met de vuist tegen de kaak te stompen, wat resulteerde in een gebroken kaak. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van openlijk in vereniging geweld plegen tegen [benadeelde] en [slachtoffer]. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden, maar het hof besloot het vonnis van de kinderrechter te vernietigen en opnieuw recht te doen. Het hof achtte de verdachte strafbaar en legde een werkstraf op van 200 uren, waarvan 100 uren voorwaardelijk. Tevens werd een schadevergoedingsmaatregel opgelegd aan de benadeelde partij, die een vordering had ingediend voor immateriële en materiële schade. Het hof overwoog dat de verdachte eerder in aanraking was gekomen met de justitie en dat zijn gewelddadige optreden de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkte. De vordering van de benadeelde partij werd deels toegewezen, en de verdachte werd veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer. Het hof hevelde het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001640-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-450027-08
Arrest van 2 juni 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 6 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.H. van Steijn, advocaat te Malden.
Het vonnis waarvan beroep
De kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot straffen, heeft een maatregel opgelegd en een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van feit 1 en 2 zal veroordelen tot een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie, en een jeugddetentie van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde begeleiding door het Bureau Jeugdzorg Overijssel. Voorts heeft zij gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.380,56 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 11 januari 2008 in de gemeente [gemeente] aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (kaak op twee plaatsen gebroken, geopereerd, 4 schroeven in de onderkaak geplaatst en een stalen frame in de mond voor fixatie bovenkaak), heeft toegebracht, door deze opzettelijk (met kracht) (met de vuist) op/tegen de kaak heeft gestompt en/of geslagen (zgn. hoekstoot);
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat 1] en/of de [straat 2] en/of de [straat 3], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en/of [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans éénmaal, (met kracht) (met de vuist) stompen en/of slaan
in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of het lichaam van die [benadeelde] en/of [slachtoffer] en/of
- meermalen, althans éénmaal, (terwijl die [benadeelde] en/of die [slachtoffer] op de grond
lag/lagen) (met kracht) schoppen en/of trappen op/tegen het hoofd en/of het lichaam
van die [benadeelde] en/of [slachtoffer] en/of
- van de fiets (af) duwen en/of trekken van die [benadeelde] en/of [slachtoffer] en/of
- met een grote groep opwachten van die [benadeelde] en/of [slachtoffer].
Het hof beschouwt in het onder 1 ten laste gelegde de zinsnede (in zin 4) 'door deze opzettelijk' als een kennelijke misslag en leest dit verbeterd als 'doordat hij deze opzettelijk'. Hierdoor wordt verdachte niet in enig belang geschaad.
Overweging met betrekking tot het bewijs
Door en namens verdachte is ten aanzien van feit 1 ter zitting aangevoerd dat geen wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat het letsel van [benadeelde] het gevolg is van de door verdachte aan [benadeelde] gegeven stomp. Nadat verdachte [benadeelde] tegen zijn wang had gestompt is [benadeelde], terwijl hij op de grond lag, door anderen meermalen geschopt en geslagen, onder andere tegen zijn hoofd. Het letsel van [benadeelde] zou heel goed mogelijk door dit latere handelen van anderen kunnen zijn ontstaan dan wel verergerd, aldus de verdediging.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Uit de bij de politie afgelegde verklaring van [benadeelde] komt naar voren dat, nadat hij en [slachtoffer] werden tegengehouden door verdachte en anderen, verdachte hem met zijn vuist een 'hoekstoot' gaf op zijn rechterkaak. Gelijk daarna voelde en hoorde [benadeelde] dat zijn kaak op twee plaatsen brak, en dat het tandvlees van zijn onderkaak scheurde. In het ziekenhuis bleek de kaak van [benadeelde] op twee plaatsen gebroken te zijn.
[getuige] heeft tegenover de politie verklaard dat zij op twee meter afstand stond van [benadeelde] en verdachte, toen verdachte [benadeelde] met kracht met zijn vuist tegen zijn kaak sloeg. [getuige] hoorde daarbij een 'heel naar geluid, alsof er botten kraakten'. Ze zag [benadeelde] bloed spugen alvorens hij op de grond viel.
Verdachte heeft ter zitting van het hof erkend dat hij [benadeelde] tegen zijn wang heeft geslagen.
Op grond van bovenstaande verklaringen acht het hof wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat het letsel van [benadeelde] het gevolg is van de onder 1 ten laste gelegde stomp van verdachte. Dat anderen, nadat [benadeelde] op de grond is gevallen, dit letsel zouden hebben veroorzaakt dan wel verergerd, is niet aannemelijk geworden. [benadeelde] heeft tegenover de politie verklaard dat hij, nadat hij op de grond was gevallen, is geschopt, onder andere tegen zijn hoofd, en zijn hoofd met zijn handen heeft afgedekt. Hij heeft echter niet verklaard - en de overige getuigen en de medeverdachten evenmin - dat hij hierbij zodanig is geraakt dat zijn (later geconstateerde) letsel hierdoor zou kunnen zijn ontstaan, dan wel dat dit reeds opgelopen letsel hierdoor zou zijn verergerd. Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 januari 2008 in de gemeente [gemeente] aan een persoon genaamd [benadeelde], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (kaak op twee plaatsen gebroken, geopereerd, 4 schroeven in de onderkaak geplaatst en een stalen frame in de mond voor fixatie kaak), heeft toegebracht, doordat hij deze opzettelijk met kracht met de vuist tegen de kaak heeft gestompt.
2.
hij op 11 januari 2008 in de gemeente [gemeente] met anderen, op of aan de openbare weg, de [straat 2], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [benadeelde] en [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
- met kracht met de vuist stompen en/of slaan tegen hoofd en het lichaam van die
[benadeelde] en/of [slachtoffer] en
- terwijl die [benadeelde] en die [slachtoffer] op de grond lagen met kracht schoppen en/of
trappen tegen het lichaam van die [benadeelde] en [slachtoffer] en
- van de fiets duwen of trekken van die [slachtoffer].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 1:
zware mishandeling;
feit 2:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich op 11 januari 2008 schuldig gemaakt aan - kort gezegd - zware mishandeling van [benadeelde] en openlijke geweldpleging tegen voornoemde [benadeelde] en [slachtoffer]. Dergelijk gewelddadig optreden is zeer bedreigend en versterkt de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen tevens een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Uit de slachtofferverklaring van [benadeelde], afgelegd ter terechtzitting, blijkt dat de gevolgen van het onder 1 bewezen verklaarde feit voor hem zeer ingrijpend zijn.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 13 februari 2009 - eerder een transactie heeft voldaan ter zake van mishandeling.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte een werkstraf - zoals door de rechtbank opgelegd - van na te melden duur dient te worden opgelegd. Het hof legt in verband met de bijzondere ernst van het bewezenverklaarde naast het onvoorwaardelijke deel van deze straf tevens tevens een gedeelte voorwaardelijk op. Deze voorwaardelijke straf is mede bedoeld om verdachte ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan (soortgelijke) strafbare feiten. Ter zitting van het hof is J. Bartels, als jeugdreclasseerder werkzaam bij het Bureau Jeugdzorg Overijssel, als deskundige gehoord. Bartels heeft verklaard dat verdachte rust heeft gevonden, zich niet (meer) negatief manifesteert, geleerd heeft van het onderhavige incident en niet opnieuw met de politie in aanraking is geweest. Het hof ziet hierin aanleiding - mede gelet op verdachtes leeftijd - de door de advocaat-generaal gevorderde bijzondere voorwaarde niet op te leggen. Oplegging van een voorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de advocaat-generaal gevorderd, moet achterwege blijven nu het feit vóór 1 februari 2008 is gepleegd en de wet in die tijd voorschreef dat slechts één hoofdstraf kon worden opgelegd.
Benadeelde partij [benadeelde] (gemachtigde [naam])
Uit het onderzoek ter zitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij
[benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat hij zich binnen de grenzen van zijn eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort. Blijkens het voegingsformulier benadeelde partij in het strafproces vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële en materiele schade tot een bedrag van € 1.677,81.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij tot het bedrag van € 1.088,88 toewijsbaar, nu naar het oordeel van het hof voldoende is komen vast te staan dat door het bewezen verklaarde onder 1 aan de benadeelde partij tot dat bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in de vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 77a, 77g (oud), 77m (oud), 77n, 77aa, 77gg, 141 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tweehonderd uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie voor de duur van honderd dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot honderd uren, subsidiair vijftig dagen vervangende jeugddetentie, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de hiervoor vermelde taakstraf bestaande uit werkstraf, geheel in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren onbetaalde arbeid per dag in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde] (gemachtigde[naam], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend achtentachtig euro en achtentachtig cent;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend achtentachtig euro en achtentachtig cent ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde] (gemachtigde [naam]), wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen;
heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.J. Deuring, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. J. Hielkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier.