ECLI:NL:GHARN:2009:BI5005

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
14 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.004.026
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van dwangsommen en hoofdelijke aansprakelijkheid van vennoten

In deze zaak gaat het om de verjaring van dwangsommen die zijn verbeurd door een vennootschap onder firma (vof) en de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vennoten. De gemeente Maasdriel heeft executoriale titels voor door de vof verbeurde bestuurlijke dwangsommen, maar de vof biedt geen verhaal. De gemeente heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Arnhem, waarin de vorderingen van de gemeente werden afgewezen. De vennoten van de vof hebben verweer gevoerd en zich beroepen op verjaring van de vorderingen van de gemeente.

Het hof overweegt dat de bevoegdheid tot invordering van verbeurde dwangsommen verjaart na zes maanden, zoals bepaald in artikel 5:35 van de Algemene wet bestuursrecht. Het hof stelt vast dat deze termijn is verstreken en dat de gemeente niet heeft aangetoond dat de verjaring tijdig is gestuit. De vennoten kunnen zich beroepen op verweermiddelen die de verbintenis zelf betreffen, waaronder verjaring.

Het hof concludeert dat de vorderingen van de gemeente zijn verjaard en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Arnhem. De gemeente wordt veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 april 2009.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
sector civiel recht
zaaknummer: 200.004.026
arrest van de eerste civiele kamer van 14 april 2009
inzake
de gemeente Maasdriel,
zetelend te Kerkdriel, gemeente Maasdriel,
appellante,
advocaat: mr. F.J. Boom,
tegen:
1. [geïntimeerde sub 1],
2. [geïntimeerde sub 2],
beiden wonende te [woonplaats],
geïntimeerden,
advocaat: mr. A.T. Bolt.
1 Het geding in eerste aanleg
Voor het verloop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de vonnissen van de rechtbank Arnhem van 1 augustus 2007 (tussenvonnis) en 23 januari 2008 (eindvonnis), onder zaaknummer / rolnummer 154183 / HA ZA 07-599 gewezen tussen appellante (hierna te noemen: ‘de Gemeente’) als eiseres en geïntimeerden (hierna te noemen: ‘[geïntimeerden]’) als gedaagden; van die vonnissen is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2 Het geding in hoger beroep
2.1 Bij exploot van 20 maart 2008 heeft de Gemeente hoger beroep ingesteld tegen het hiervoor genoemde vonnis van 23 januari 2008, met dagvaarding van [geïntimeerden] om voor dit hof te verschijnen.
2.2 Bij memorie van grieven heeft de Gemeente zeven grieven geformuleerd en toegelicht,
heeft zij bewijs aangeboden en heeft zij geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw recht doende, de vorderingen van de Gemeente alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten van de beide instanties.
2.3 [geïntimeerden] hebben bij memorie van antwoord verweer gevoerd. Zij hebben
geconcludeerd dat het hof, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen en de van de zijde van de Gemeente aangevoerde grieven zal afwijzen, althans de Gemeente niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten van het hoger beroep.
2.4 Vervolgens hebben de partijen de processtukken aan het hof overgelegd voor het
wijzen van arrest.
2.5 Ten slotte heeft het hof arrest bepaald.
3 De feiten
Het hof gaat uit van de in het vonnis van 23 januari 2008 onder 2.1 tot en met 2.5 opgenomen feiten.
4 De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1 Kort samengevat gaat het in deze zaak om het volgende.
[geïntimeerden] zijn vennoten van de vennootschap onder firma v.o.f. [de vof] (hierna: ‘de vof’).
De Gemeente beschikt jegens de vof over executoriale titels voor door de vof verbeurde bestuurlijke dwangsommen ter hoogte van respectievelijk € 113.542,63, € 43.230,40 en
€ 8.426,33. De vof biedt geen verhaal. De Gemeente wenst daarom een executoriale titel jegens de beide vennoten.
[geïntimeerden] bestrijden gemotiveerd tot betaling aan de Gemeente te zijn gehouden.
4.2 [geïntimeerden] hebben primair een beroep gedaan op verjaring.
Het hof overweegt daarover het volgende.
4.3 Vaststaat dat de bevoegdheid tot invordering van verbeurde bedragen verjaart door verloop van zes maanden na de dag waarop deze bedragen zijn verbeurd (artikel 5:35, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht). Vaststaat ook dat die termijn van zes maanden reeds geruime tijd is verstreken.
Voorts staat vast dat in beginsel ook [geïntimeerden] als vennoten van de vof kunnen worden aangesproken tot betaling van de door de vof aan de Gemeente verbeurde dwangsommen. Dit volgt uit de in artikel 18 van het Wetboek van Koophandel neergelegde hoofdelijke verbondenheid van de vennoten voor de verbintenissen van een vennootschap onder firma. Die hoofdelijkheid neemt echter niet weg dat sprake is van te onderscheiden vorderingsrechten van de Gemeente jegens enerzijds (het vermogen van) de vof en anderzijds (het vermogen van) de vennoten in persoon.
4.4 Anders dan de Gemeente stelt, heeft de hoofdelijke verbondenheid van de vennoten
niet tot gevolg dat [geïntimeerden] alleen nog persoonlijke verweermiddelen zouden kunnen voeren. Elke (hoofdelijke) schuldenaar kan zich beroepen op verweermiddelen die de verbintenis zelf betreffen, de verjaring van die verbintenis daaronder begrepen.
Daarom dient de Gemeente bij het instellen van haar vorderingen tegen de afzonderlijke vennoten rekening te houden met de verjaring van die vorderingen op de vof en dient zij, indien zij ook haar vorderingsrecht jegens (het vermogen van) de vennoten geldend wil maken, ook jegens de afzonderlijke vennoten maatregelen te nemen om een lopende verjaring tijdig te stuiten. De Gemeente zal zich daarbij dienen te houden aan de in de artikelen 3:317 en 3:318 van het Burgerlijk Wetboek neergelegde voorschriften.
Nu niet is gesteld of gebleken dat de verjaring van de vorderingen van de Gemeente jegens [geïntimeerden] tijdig - dat wil zeggen gedurende de ook voor de vof lopende verjaringstermijn - is gestuit, moet het hof ervan uitgaan dat de vorderingen van de Gemeente zijn verjaard.
[geïntimeerden] hebben derhalve terecht een beroep op verjaring gedaan.
4.5 Aan de bespreking van de overige stellingen van de partijen komt het hof niet toe.
4.6 Het hof passeert het door de Gemeente gedane aanbod om nader bewijs te leveren, omdat het bewijs van de gestelde feiten niet tot een ander oordeel over het beroep op verjaring zal kunnen leiden.
5 Slotsom
Het hoger beroep treft geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.
6 De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de rechtbank Arnhem van
23 januari 2008,
veroordeelt de Gemeente in de proceskosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [geïntimeerden] begroot op € 303,-- voor verschotten en op
€ 894,-- voor salaris van de advocaat overeenkomstig het liquidatietarief,
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, V. van den Brink en
A.A. van Rossum, en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 april 2009.