ECLI:NL:GHARN:2009:BI3510

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
11 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002560-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van minderjarige tijdens ruzie tussen families

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 11 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van een 14-jarig meisje op 13 juni 2006 te Zwolle, tijdens een ruzie tussen twee families. De mishandeling bestond uit het schoppen van het slachtoffer, wat een inbreuk op haar lichamelijke integriteit betekende. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat het slachtoffer op dat moment minderjarig was en dat er een groot leeftijdsverschil was tussen haar en de verdachte, die als leider van een van de families werd gezien. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor het subsidiair ten laste gelegde feit.

De politierechter had de verdachte eerder vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren. Het hof heeft ook rekening gehouden met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van het feit. De uitspraak benadrukt de impact van geweld binnen families en de verantwoordelijkheid van volwassenen in dergelijke situaties. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde is bewezen verklaard, wat leidde tot de opgelegde straf.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002560-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-400209-06
Arrest van 11 mei 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1964] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. M.R. Mantz, advocaat te Den Haag.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het ten laste gelegde onder 1 primair en subsidiair en hem ter zake van het onder 2 ten laste gelegde misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 oktober 2007.
Omvang van het hoger beroep
Op 5 oktober 2007 heeft de officier van justitie hoger beroep ingesteld tegen het gewezen vonnis. Bij akte partiele intrekking van 17 april 2008 heeft de advocaat-generaal het hoger beroep ter zake van het onder 2 ten laste gelegde ingetrokken.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het ten laste gelegde onder 1 primair en hem ter zake van het ten laste gelegde onder 1 subsidiair zal veroordelen tot een werkstraf van 140 uren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg en voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 te gemeente [gemeente] met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) trappen en/of schoppen in/tegen de rug, althans het lichaam (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of het vervolgens meermalen, in ieder geval eenmaal (met kracht) trappen/schoppen in/tegen de maag en/of het lichaam en/of het trekken aan de arm(en) van die [slachtoffer];
althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) heeft getrapt en/of geschopt in/tegen de rug, althans het lichaam (waardoor die [slachtoffer] ten val is gekomen) en/of vervolgens meermalen, in ieder geval eenmaal(met kracht) heeft getrapt/geschopt in/tegen de maag en/of het lichaam en/of heeft getrokken aan de arm(en) van die [slachtoffer], waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde
Het hof acht - met de advocaat-generaal en de raadsman - niet bewezen hetgeen onder 1 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde
Verdachte heeft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde ontkend. De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde onder 1 subsidiair, nu de getuigenverklaringen onbetrouwbaar zijn, omdat deze getuigen behoren tot de tegenpartij en derhalve niet objectief zijn. Nu de aangifte geen steun vindt in een medische verklaring waaruit het letsel van aangeefster blijkt, is het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat de verklaring van aangeefster dat zij door verdachte is geschopt waardoor zij pijn heeft ondervonden, steun vindt in de verklaring van [slachtoffer], alsmede in de verklaringen van getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3]. Naar het oordeel van het hof brengt het enkele feit dat deze getuigen behoren tot de tegenpartij niet mee dat hun verklaringen om die reden als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt. Gelet op deze verklaringen en nu uit het proces-verbaal van aanhouding voorts blijkt dat meerdere omstanders verdachte hebben aangewezen als degene die aangeefster heeft geschopt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 13 juni 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met kracht heeft getrapt tegen het lichaam, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
feit 1 subsidiair: mishandeling.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 13 juni 2006 te [plaats] tijdens een ruzie tussen twee families - welke ruzie zich die avond op verschillende tijdstippen en op verschillende locaties in [plaats] afspeelde - schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer], door haar tegen het lichaam te schoppen. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof neemt bij de strafoplegging mede in aanmerking dat het slachtoffer ten tijde van de mishandeling slechts 14 jaar oud was en dat er een groot leeftijdsverschil was tussen haar en verdachte en dat verdachte zodoende fysiek overwicht had op haar. Voorts houdt het hof bij de strafoplegging rekening met het feit dat verdachte - die wordt gezien als leider van één van de twee families - die avond zodanig sfeerbepalend is opgetreden dat de ruzie mede daardoor is geëscaleerd.
Het hof houdt bij de strafoplegging voorts rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 20 juni 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld ter zake van een strafbaar feit en met de opgelegde straf van de op 13 juni 2006 door verdachte gepleegde bedreiging, voor welk feit verdachte onherroepelijk is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf een passende bestraffing is. Het hof acht een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 63 (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis , voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Lahuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.