Parketnummer: 24-002559-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-400208-06
Arrest van 11 mei 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 5 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.J. Voors, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals in dat vonnis omschreven.
Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in het hoger beroep
In deze zaak is de officier van justitie in hoger beroep gekomen. Het door de officier van justitie ingediende appelschriftuur richt zich niet tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. Het hof zal toepassing geven aan het bepaalde in artikel 416, derde lid van het Wetboek van Strafvordering en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in het hoger beroep voor zover dat is ingesteld ter zake van het onder 1 ten laste gelegde.
Gebruik van het rechtsmiddel
De officier van justitie is ter zake van het onder 2 ten laste gelegde op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen. Hij heeft dit hoger beroep aan verdachte doen betekenen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg van 5 oktober 2007.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis - voor zover onderworpen aan hoger beroep - vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging conform de vordering van de advocaat-generaal, is - voor zover voor dit hoger beroep van belang - aan verdachte ten laste gelegd dat:
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2006 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meerdere, althans één honkbalknuppel(s) en/of een ijzeren/stalen buis/pijp getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of (daarbij) opzettelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "als jullie niet oppassen, maken wij jou en jouw vader dood", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]r en/of [medeverdachte 3] op of omstreeks 13 juni 2006 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2]r en/of [medeverdachte 3] opzettelijk dreigend meerdere, althans één honkbalknuppel(s) en/of een ijzeren/stalen buis/pijp getoond aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of daarbij opzettelijk die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: 'als jullie niet oppassen, maken we jou en jouw vader dood', althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, tot welk misdrijf hij, verdachte toen en daar telkens medeplichtig is geweest door daartoe opzettelijk middelen te verschaffen en/of opzettelijk behulpzaam te zijn, door een honkbalknuppel uit de schuur te halen en in de auto te leggen, met de auto mee te rijden en gezamenlijk met de ander of de anderen voor de deur van het huis van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] uit te stappen, om de bedreiging aldus kracht bij te zetten.
Bewijsoverweging
Verdachte heeft het ten laste gelegde onder 2 primair en subsidiair ontkend. Verdachtes verklaring dat zijn medeverdachte [medeverdachte 1] een honkbalknuppel in zijn handen had op het moment dat zij allen uit de auto stapten, is door hem onder druk van de politie afgelegd en derhalve niet bruikbaar voor het bewijs, aldus verdachte.
De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte medepleger dan wel medeplichtige is van de verbale bedreiging en evenmin van de bedreiging met een honkbalknuppel.
Het hof overweegt dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en
[getuige] blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] in zijn auto door de [straat] reed en dat [medeverdachte 1] en zijn drie passagiers, onder wie verdachte, zijn uitgestapt. Daarna is door deze personen aan aangevers een honkbalknuppel getoond. [slachtoffer 1] heeft voorts verklaard dat hij en zijn vader [slachtoffer 2] daarbij verbaal zijn bedreigd.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij ter verdediging een honkbalknuppel uit de schuur heeft gepakt en meegenomen en in de auto van [medeverdachte 1] heeft gelegd, omdat zijn medeverdachte [medeverdachte 1] kort daarvoor was bedreigd door de familie [slachtoffer 1]. Verdachte heeft voorts verklaard dat [medeverdachte 1] al langere tijd ruzie heeft met de familie [slachtoffer 1] en verdachte vreesde dat deze ruzie zou escaleren. Vervolgens is [medeverdachte 1] met verdachte en twee andere medeverdachten door de [straat] gereden, alwaar de familie [slachtoffer 1] woont.
Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] en de twee andere medeverdachten uit de auto is gestapt toen zij de familie [slachtoffer 1] op straat zagen staan. Op dat moment zag verdachte dat [medeverdachte 1] een honkbalknuppel in zijn handen had.
Laatstgenoemde verklaring van verdachte is door hem ondertekend. Er is niet van aanwijzingen gebleken dat verdachte onder druk van de politie een niet betrouwbare verklaring heeft afgelegd. Nu deze verklaring van verdachte voorts steun vindt in meerdere getuigenverklaringen, acht het hof de verklaring van verdachte derhalve bruikbaar voor het bewijs.
Nu verdachte wist van de ruzie tussen [medeverdachte 1] en de familie [slachtoffer 1], een honkbalknuppel heeft gepakt en in de auto van [medeverdachte 1] heeft gelegd, omdat hij er rekening mee hield dat de ruzie zou kunnen escaleren, samen met [medeverdachte 1] en twee andere medeverdachten uit de auto is gestapt op het moment dat zij de familie [slachtoffer 1] op straat zagen staan, terwijl verdachte zag dat [medeverdachte 1] een honkbalknuppel in zijn handen had, acht het hof - gelet op het voorgaande - wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medepleger is van de onder 2 primair ten laste gelegde bedreiging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
hij op 13 juni 2006 in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend één honkbalknuppel getoond aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarbij opzettelijk die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "als jullie niet oppassen, maken wij jou en jouw vader dood".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
feit 2 primair: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachten op 13 juni 2006 in de gemeente [gemeente] - tijdens een ruzie tussen twee families die zich die avond op verschillende tijdstippen en verschillende locaties in Zwolle heeft afgespeeld - schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] door hen een honkbalknuppel te tonen en hen verbaal te bedreigen.
Het hof heeft kennis genomen van een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister d.d. 9 februari 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar niet voor een geweldsdelict.
De raadsman heeft bepleit dat gelet op de totale duur van de procedure sprake is van overschrijding van de redelijke termijn, zodat de aan verdachte eventueel op te leggen straf gematigd dient te worden.
Het hof stelt vast dat in de procedure in eerste aanleg - na de inverzekeringstelling van verdachte op 14 juni 2006 - door de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad vonnis is gewezen op 5 oktober 2007, derhalve ruim binnen de redelijke termijn van twee jaren. Voorts is in de procedure in hoger beroep het dossier binnen acht maanden na het instellen van het hoger beroep ter griffie van het hof ontvangen. Binnen twee jaar na het instellen van het hoger beroep d.d. 18 oktober 2007 is dit arrest van 11 mei 2009 gewezen.
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 juni 2008, NJ 2008, 358 is in de afzonderlijke fasen van de procedure geen sprake geweest van overschrijding van de redelijke termijn. Door de raadsman is niet onderbouwd dat in casu sprake is van een zodanig bijzonder geval dat aangenomen moet worden dat gelet op de totale duur van de procedure een inbreuk is gemaakt op artikel 6 van het EVRM. Het hof zal de op te leggen straf derhalve niet matigen zoals door de raadsman is aangevoerd.
Het voorgaande in beschouwing genomen, acht het hof de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van 40 uren een passende bestraffing.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 22c (oud), 22d, 47, 63 (oud) en 285 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dat is gericht tegen het onder 1 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis voor zover aan hoger beroep onderworpen, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van veertig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van twintig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. K. Lahuis, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Lahuis voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.