ECLI:NL:GHARN:2009:BI3183

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
7 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002415-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met voorwaardelijke gevangenisstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 7 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1982 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was eerder veroordeeld voor mishandeling. De rechtbank had hem een straf opgelegd, maar de verdachte ging hiertegen in hoger beroep. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op 25 juli 2005 in [plaats] de aangever, [slachtoffer], heeft mishandeld door hem een kopstoot te geven. Het hof heeft de verdachte strafbaar geacht en geen strafuitsluitingsgronden aanwezig geacht. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte, waaronder een uittreksel uit het justitiële documentatieregister waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken, met een proeftijd van twee jaren, en bepaald dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002415-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-607340-05
Arrest van 7 mei 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 februari 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1982] te [geboorteplaats],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder subsidiair ten laste gelegde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 25 juli 2005 te [plaats], gemeente [gemeente], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] heeft vastgepakt en/of vastgehouden en/of eenmaal een zogenoemde kopstoot en/of met zijn, verdachtes, hoofd een duw op/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 25 juli 2005 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), een zogenoemde kopstoot tegen het hoofd heeft gegeven en/of met zijn, verdachtes, hoofd tegen het hoofd van die [slachtoffer] heeft geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 25 juli 2005 te [plaats], gemeente [gemeente], opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), een kopstoot heeft gegeven, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft op 25 juli 2005 [slachtoffer] mishandeld door hem een kopstoot te geven. Door aldus te handelen heeft verdachte een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangever.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 12 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Het hof is gelet op het vorengaande van oordeel dat de door de rechter in eerste aanleg opgelegde en de door de advocaat-generaal gevorderde straf passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 63 (oud) en 300 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twee weken;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.