ECLI:NL:GHARN:2009:BI3150

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
4 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001912-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van ontuchtige handelingen na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 4 mei 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was eerder veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen, maar heeft hoger beroep aangetekend. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 23 april 2008 achter de aangeefster aanliep en haar vastgreep, wat leidde tot hevige schrik bij de aangeefster. Echter, het hof kwam tot de conclusie dat de bewijsmiddelen niet voldoende overtuigend waren om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde ontuchtige handelingen. De verklaringen van de aangeefster waren inconsistent en er was twijfel over de feitelijke gang van zaken. De advocaat-generaal had ook gevorderd tot vrijspraak, wat het hof heeft overgenomen. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rol van de rechter in het beoordelen van de geloofwaardigheid van getuigen.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001912-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-400096-08
Arrest van 4 mei 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 juli 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1952] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en aan het voorwaardelijk deel daarvan enkele bijzondere voorwaarden verbonden, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 april 2008 te [plaats], door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
vastpakken en/of bevoelen van de borst(en) en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het achter die [slachtoffer] aanlopen en/of aanrennen en/of (vervolgens)
- het bij de schouder en/of arm vastpakken en/of vasthouden van die [slachtoffer].
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal - die tot een vrijspraak heeft gerekwireerd - is het hof van oordeel dat het onderhavige strafdossier voldoende wettige bewijsmiddelen bevat, maar dat het bewijs onvoldoende overtuigend is. De gerezen twijfel ligt met name besloten in de navolgende feiten en omstandigheden.
Aangeefster weet niet meer of verdachte haar met één of met twee handen bij de borsten zou hebben gegrepen en evenmin of hij dat over of onder haar kleding deed. Voorts heeft aangeefster, blijkens de verklaring van de schoollocatiedirecteur, aanvankelijk niet verklaard over ontuchtige handelingen. Verdachte zou haar (slechts) bij de schouders hebben gepakt. Getuige [getuige] verklaart te hebben gezien dat verdachte aangeefster wel twintig seconden bij de borsten vasthield. Het hof acht dit niet waarschijnlijk daar geen van de andere aanwezige klasgenoten - blijkens de door hen daaromtrent afgelegde verklaringen - dit heeft waargenomen. De verklaringen van verdachte zelf zijn dermate onnavolgbaar, zowel ten overstaan van verbalisanten als ter terechtzitting van het hof, dat daaruit noch een bekennende noch een ontkennende verklaring kan worden gedestilleerd.
Gelet op het vorenstaande acht het hof aannemelijk dat verdachte achter aangeefster is aangelopen dan wel is gerend, dat hij haar vervolgens heeft vastgegrepen en dat aangeefster daarvan hevig is geschrokken. Het hof heeft echter op grond van de wettige bewijsmiddelen niet de overtuiging gekregen dat verdachte dat op de ten laste gelegde ontuchtige wijze heeft gedaan.
Het hof zal verdachte daarom vrijspreken van het hem ten laste gelegde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. S.H. Wachter en L.T. Wemes, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Wachter voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.