Parketnummer: 21-002826-08
Uitspraak d.d.: 29 april 2009
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
3 juli 2008 en de van dat vonnis deeluitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging, parketnummers 21-007115-04 en 15-700211-07, in de strafzaak tegen
[verdachte Y],
geboren op [datum] 1986,
thans verblijvende in de P.I.
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 april 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr G.F.H. Velthuizen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen, omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 05 januari 2008 te Leersum, gemeente Utrechtse Heuvelrug, althans in het arrondissement Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa met daarin een bedrag aan geld en/of een bankpas en/of een laptop, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [het slachtoffer] en/of [VOF], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [het slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- de woning van [het slachtoffer] is/zijn binnengegaan en/of
- naar de slaapkamer van [het slachtoffer] is/zijn gegaan, waar [het slachtoffer] lag te slapen en/of
- [het slachtoffer] (met kracht) tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of
- met een (hard) voorwerp meermalen, althans eenmaal tegen een been heeft/hebben geslagen en/of
- tegen [het slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Wil je nog meer bloed, waar is de kluis", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een voorwerp tegen het hoofd van [het slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij) tegen [het slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik schiet je door je kop" en/of
- [het slachtoffer] op zijn buik heeft/hebben gerold en/of
- (vervolgens) de polsen en/of benen van [het slachtoffer] met tie-wraps en/of tape heeft/hebben vastgebonden en/of
- [het slachtoffer] in een vogelnestje op zijn buik heeft/hebben gelegd en/of
- [het slachtoffer] met zijn hoofd in een matras heeft/hebben geduwd en/of
- een lade van een nachtkastje op het hoofd van [het slachtoffer] heeft/hebben gegooid en/of
- (daarbij) tegen [het slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Dat heb je verdiend als je zo met je vrouw en kinderen omgaat", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het tenlastegelegde en daartoe, zakelijk weergegeven, aangevoerd, primair, dat de verklaring van medeverdachte X onbetrouwbaar is en, subsidiair, dat het bewijs niet overtuigend genoeg is.
De rechtbank heeft de verklaring die medeverdachte X bij de politie heeft afgelegd als bewijsmiddel gebruikt. Bij de rechter-commissaris heeft medeverdachte X erom heen gedraaid. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft medeverdachte X als getuige verklaard dat verdachte niets met het tenlastegelegde te maken heeft. Verdachte heeft van meet af aan ontkend iets met de overval op de woning te maken te hebben. Verdachte zou jongens ophalen, maar dat is niet gebeurd. De telefoonprints vormen geen bewijs. Dat er veel gebeld is, is logisch omdat er iemand stond te wachten op een lift. De politie Kennemerland heeft gerelateerd dat tijdens de staandehouding van verdachte een honkbalknuppel zichtbaar in zijn auto lag. Op 7 januari 2008 heeft een onderzoek in zijn auto plaatsgevonden, waarbij een honkbalknuppel en diverse andere goederen zijn aangetroffen. Verdachte is op het politiebureau geconfronteerd met de honkbalknuppel en heeft een verhaal opgehangen, omdat hij geen enkel idee had hoe die honkbalknuppel in zijn auto terecht was gekomen. Hij had geen wetenschap van een strafbaar feit. Sporen waaruit zijn betrokkenheid kunnen worden afgeleid zijn niet aangetroffen. Ook op grond van de foto bij de pinautomaat kan niet worden gezegd dat verdachte betrokken was bij de overval, aldus de raadsman van verdachte.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende.
Volgens medeverdachte X is hij op 5 januari 2008 met drie anderen naar de woning van aangever gegaan. Medeverdachte X heeft medeverdachte Z en verdachte aangewezen als mededaders. Over de vierde dader wenst medeverdachte X niets te verklaren. Medeverdachte X is ter terechtzitting in hoger beroep als getuige gehoord en aldaar heeft hij zijn verklaring gewijzigd, maar uitsluitend wat betreft de namen van zijn mededaders. Medeverdachte Z en verdachte zouden - in tegenstelling tot hetgeen medeverdachte X eerder heeft verklaard - niets met de overval op de woning van aangever te maken hebben.
Medeverdachte X heeft het hof niet voldoende duidelijk kunnen maken waarom hij medeverdachte Z en verdachte aanvankelijk heeft belast en daar ter terechtzitting in hoger beroep op is teruggekomen. Het hof acht de eerdere door medeverdachte X afgelegde verklaringen geloofwaardig in tegenstelling tot zijn nadien gewijzigde verklaring en zal deze als bewijsmiddel gebruiken. Medeverdachte X heeft bij de politie immers uit vrije wil een gedetailleerde verklaring afgelegd en heeft in zijn verhoor als getuige bij de rechter-commissaris niet ondubbelzinnig afstand genomen van die eerdere verklaring. Zijn eerdere verklaring vindt bovendien op meerdere punten steun in de overige processtukken, met uitzondering van de betrokkenheid van een vierde dader. Gelet op het voorgaande behoeft hetgeen overigens door de verdediging is aangevoerd geen bespreking meer.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 05 januari 2008 te Leersum, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een kassa met daarin een bedrag aan geld en een bankpas en een laptop, toebehorende aan [het slachtoffer] en/of [VOF],
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [het slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- de woning van [het slachtoffer] zijn binnengegaan en
- naar de slaapkamer van [het slachtoffer] is/zijn gegaan, waar [het slachtoffer] lag te slapen en
- [het slachtoffer] (met kracht) tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en
- met een (hard) voorwerp meermalen tegen een been heeft/hebben geslagen en
- tegen [het slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Wil je nog meer bloed, waar is de kluis", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- een voorwerp tegen het hoofd van [het slachtoffer] heeft/hebben gehouden en/of (daarbij) tegen [het slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Ik schiet je door je kop" en
- [het slachtoffer] op zijn buik heeft/hebben gerold en
- (vervolgens) de polsen en benen van [het slachtoffer] met tie-wraps en/of tape heeft/hebben vastgebonden en
- [het slachtoffer] in een vogelnestje op zijn buik heeft/hebben gelegd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte is medepleger van een brutale en brute overval midden in de nacht op een slachtoffer. Het slachtoffer lag in bed te slapen toen de overvallers zijn woning binnendrongen. Bij de overval is het slachtoffer bedreigd met geweld, op zijn hoofd geslagen, met een honkbalknuppel op zijn scheenbeen geslagen en vastgebonden aan handen en voeten, in een zogenaamd vogelnestje, op zijn buik onder het dekbed achtergelaten. Bovenop hem werden een stoel en een lade uit het nachtkastje gegooid. Hem is ook nog te kennen gegeven dat ze, in het geval hij een verkeerde pincode had opgegeven, zouden terugkomen om hem dood te schieten. Het slachtoffer wist de pincode die behoorde bij de bankpas niet meer en heeft daarom een gefingeerde code opgegeven. Mede hierdoor heeft hij doodsangsten uitgestaan. Daarnaast had het slachtoffer veel pijn aan de opgelopen verwonding aan zijn been en was hij bang dat hij zou stikken. Pas na zeveneneenhalf uur, omstreeks 09.30 uur de volgende ochtend werd hij door zijn ex-schoonvader in bed aangetroffen en bevrijd van de tie-wraps en de tape om zijn handen en voeten.
Verdachte en zijn mededaders hebben zich kennelijk laten leiden door hun zucht naar financieel gewin zonder stil te staan bij de mogelijke ernstige gevolgen van hun handelen voor het slachtoffer. Verdachte en zijn mededaders hebben een zware inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, hetgeen het hof hen ernstig aanrekent. Dit soort feiten kan, naar algemeen bekend is, naast materiële schade tevens psychische schade bij het slachtoffer teweegbrengen en draagt ook in het algemeen bij aan gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft acht geslagen op het op naam van verdachte gestelde uittreksel justitiële documentatie van 14 april 2009, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder ter zake gekwalificeerde diefstallen is veroordeeld.
Het hof acht oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de rechtbank opgelegd, passend en geboden.
Ter terechtzitting heeft de raadsman van verdachte verzocht om verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde en dientengevolge om opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Onder verwijzing naar hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen, wordt het verzoek tot opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen.
Vordering tenuitvoerlegging (21-007115-04)
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 27 april 2006 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden . Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Vordering tenuitvoerlegging (15-700211-07)
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Haarlem van 22 juni 2007 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren en 6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Wijst af het verzoek tot opheffing van het tegen verdachte verleende bevel tot voorlopige hechtenis.
Tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 27 april 2006 (21-007115-04), te weten van: een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Haarlem van 22 juni 2007 (15-700211-07), te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Aldus gewezen door
mr A.E. Harteveld, voorzitter,
mr H. Abbink en mr C.M. Hilverda, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr I.H.A. Bijl, griffier,
en op 29 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr C.M. Hilverda is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.