ECLI:NL:GHARN:2009:BI2745

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002609-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot doodslag en wapenbezit met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 29 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en meerdere overtredingen van de Wet wapens en munitie. De feiten vonden plaats op 18 november 2007, toen de verdachte in een café een vuurwapen trok en op het slachtoffer schoot, wat leidde tot ernstig letsel. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf opgelegd, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, toegewezen tot een bedrag van € 5.476,03. Het hof heeft in zijn overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de maatschappelijke gevolgen van dergelijk geweld. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en heeft na de schietpartij zelf ook ernstige verwondingen opgelopen. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de aard en ernst van de feiten, en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002609-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-410122-07
Arrest van 29 april 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 oktober 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.S.P.M. de Kock, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, heeft een maatregel opgelegd en op de vordering van een benadeelde partij beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 primair ten laste gelegde zal vrijspreken en ter zake van het onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van € 6.432,72, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel ter hoogte van € 5.475,03.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 november 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, vanuit en/of met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgevuurd en/of geschoten naar en/of op en/of in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet vanuit en/of met een vuurwapen één of meer kogels heeft afgevuurd en/of geschoten naar en/of op en/of in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 18 november 2007 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie III, te weten een gas/alarmrevolver, merk Alfa Proj, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 18 november 2007 in de gemeente [gemeente] voorhanden heeft gehad 34 patronen, kaliber 9 mm en/of 1000, althans een hoeveelheid kogeltjes, merk Remington, kaliber 4.5 in elk geval munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2007 tot en met 16 januari 2008 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool, merk Baikal, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool, merk Pistolet Makarov) voorhanden heeft gehad.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 1 primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht ten aanzien van verdachte bewezen dat:
1. subsidiair
hij op 18 november 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd en/of geschoten in de richting van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 18 november 2007 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie III, te weten een gas/alarmrevolver, merk Alfa Proj, kaliber 9mm voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 18 november 2007 in de gemeente [gemeente] voorhanden heeft gehad 34 patronen, kaliber 9 mm en 800 kogeltjes, merk Remington, kaliber 4.5, zijnde munitie in de zin van de Wet Wapens en Munitie van categorie III;
4.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 augustus 2007 tot en met 16 januari 2008 in de gemeente [gemeente] een wapen van categorie I onder 7°, te weten een pistool, merk Baikal, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen (te weten een pistool, merk Pistolet Makarov) voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
Feit 1 subsidiair: poging tot doodslag;
Feit 2: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 3: handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Feit 4: handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Op 18 november 2007 zat verdachte samen met [slachtoffer] in een café aan de bar. Uit het niets heeft verdachte een vuurwapen getrokken en twee kogels op [slachtoffer] afgeschoten. Eén van de kogels raakte [slachtoffer] in zijn buik. [slachtoffer] heeft hierdoor ernstig letsel opgelopen en is tot op heden nog steeds niet geheel hersteld. Verdachte heeft met zijn daad een ernstig gebrek aan respect voor het menselijk leven getoond en een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer]. Verdachte heeft bovendien een zeer beangstigende situatie voor [slachtoffer] doen ontstaan, waarbij [slachtoffer] voor zijn leven moet hebben gevreesd. De ervaring leert dat slachtoffers van geweldsmisdrijven daarvan ook nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Daarnaast is dergelijk gewelddadig optreden in een openbare gelegenheid zeer bedreigend en versterkt het de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. De ervaring leert dat ook aanwezigen bij dergelijke delicten hiervan (langdurig) psychische nadelige gevolgen kunnen ondervinden.
Verdachte heeft voorts een vuurwapen, een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en munitie in zijn bezit gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens kan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
Het hof heeft gelet op een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 26 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Voorts heeft het hof gelet op de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 25 september 2008 en de psychiatrische Pro Justitia rapportage d.d. 12 maart 2008, opgemaakt door C.J.M. Vredeveld, zenuwarts en Forensisch psychiater NIFP. Daar verdachte niet heeft willen meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek hebben de deskundigen geen oordeel kunnen geven over verdachtes psychische gesteldheid en de kans op recidive.
Met de rechtbank houdt het hof in beperkte mate rekening met het feit dat verdachte zichzelf na het neerschieten van [slachtoffer] met een vuurwapen meerdere kogels in zijn hoofd heeft geschoten. Verdachte heeft hierdoor geruime tijd in kritieke toestand in het ziekenhuis gelegen en ondervindt nog altijd lichamelijke consequenties van zijn daad.
Het hof is - met de rechtbank en de advocaat-generaal - van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur recht doet aan de ernst van met name het eerste feit. Het enkele feit dat verdachte zelf blijvende consequenties ondervindt van het feit dat hij zichzelf door zijn hoofd heeft geschoten en dat verdachte inmiddels een ander persoon zegt te zijn geworden doet hieraan niet af. Het hof zal verdachte derhalve - conform het vonnis van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal - een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van te melden duur opleggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij,
[slachtoffer], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat zijn vordering in eerste aanleg deels niet is toegewezen en dat hij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Voor zover de benadeelde partij in het geding in hoger beroep zijn vordering heeft vermeerderd, dient hij met betrekking daartoe niet-ontvankelijk te worden verklaard, aangezien een benadeelde partij in hoger beroep niet alsnog schadeposten mag opvoeren die zij in eerste aanleg niet heeft opgevoerd en evenmin het bedrag van de in eerste aanleg wel opgevoerde schadeposten mag verhogen.
De benadeelde partij heeft ter zake van het onder 1 ten laste gelegde een bedrag van € 5.476,03 aan schade gevorderd, bestaande uit € 1.476,03 aan materiële schade en € 4.000,00 aan immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering toegewezen tot een bedrag van € 4.886,03.
Vast staat dat door het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden, voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering van de benadeelde partij is van de zijde van verdachte niet weersproken. Derhalve kan deze worden toegewezen in voege als na te melden.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op € 891,31 (bijlage 7) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Het hof acht het in het belang van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag ten behoeve van de benadeelde partij, in voege als na te melden.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 45, 57 (oud) en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 subsidiair, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijfduizend vierhonderdzesenzeventig euro en drie cent;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot op deze uitspraak begroot op achthonderdeenennegentig euro en eenendertig cent - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijfduizend vierhonderdzesenzeventig euro en drie cent ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van tweeënzestig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J. Hielkema, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. J.F. Aalders, in tegenwoordigheid van mr. M. Koster als griffier, zijnde mr. Aalders voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.