ECLI:NL:GHARN:2009:BI2557
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- S.H. Wachter
- W.F. van Zant
- A.J. Rietveld
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit oplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 28 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel dat de veroordeelde heeft verkregen uit oplichting. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de veroordeelde een bedrag van € 25.000,- had verkregen uit zijn strafbare handelen. De veroordeelde is geboren in 1942 en woont in [woonplaats]. De rechtbank had hem de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen.
De veroordeelde heeft tijdig hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou bevestigen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen uit de oplichting van [slachtoffer].
De veroordeelde heeft verklaard dat hij twee geldbedragen van respectievelijk € 2.500,- en € 10.000,- heeft ontvangen van zijn slachtoffer, en dat hij dit bedrag heeft gedeeld met zijn medeverdachte. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de veroordeelde in totaal € 25.000,- aan wederrechtelijk voordeel heeft verkregen, en heeft de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de Staat te betalen. Het hof heeft daarbij artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij mr. S.H. Wachter als voorzitter fungeerde, samen met mr. W.F. van Zant en mr. A.J. Rietveld. De griffier was mr. E.M. Mulder.