Parketnummer: 24-000980-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-601251-07
Arrest van 24 april 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 april 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1957] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. L.J. Meijering, advocaat te Lelystad.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, beslist op de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding en heeft een beslissing genomen omtrent het in beslag genomen goed, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren alsmede dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De advocaat-generaal heeft tevens gevorderd het in beslag genomen goed, te weten een riek verbeurt te verklaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 16 april 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) (meermalen) met een riek/steekvork/vierpoot op die [slachtoffer] heeft ingestoken/ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
subsidiair
hij op of omstreeks 16 april 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), (met kracht) (meermalen) met een riek/steekvork/vierpoot op die [slachtoffer] heeft ingestoken/ingeslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 april 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer], met kracht meermalen met een riek heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte en zijn buurman, [slachtoffer], leven al een paar jaar in onmin naast elkaar. Verdachte heeft op 16 april 2007 zijn buurman opzettelijk mishandeld door met een riek op die [slachtoffer] in te slaan. Hierdoor heeft die [slachtoffer] letsel bekomen en pijn ondervonden. Verdachte heeft door het plegen van dit feit de lichamelijke integriteit van aangever [slachtoffer] geschonden.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 26 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte al eens een transactie heeft betaald ter zake mishandeling en bedreiging. Ter zitting in hoger beroep is gebleken dat deze mishandeling en bedreiging eveneens waren gericht tegen zijn buurman [slachtoffer]. Deze transacties hebben verdachte er niet van weerhouden wederom zijn buurman te mishandelen.
Gelet op het ter terechtzitting verhandelde, is aannemelijk geworden dat het feit zich heeft voorgedaan in het kader van een burenruzie, waarbij ook het slachtoffer zich escalerend heeft opgesteld. Hoewel dit het feit geenszins rechtvaardigt zal het hof hiermee bij de beoordeling van de zaak rekening houden.
Het hof acht gelet op deze feiten en omstandigheden de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf van na te melden duur, passend en geboden.
Benadeelde partij [slachtoffer]
[slachtoffer] heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit gevoegd als benadeelde partij en heeft een bedrag van € 250,00 aan schadevergoeding gevorderd. De politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft aangegeven de vordering in hoger beroep te willen handhaven. Derhalve is de vordering aan het hoger beroep onderworpen.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij (voor het bedrag van € 250,00 ter zake van immateriële schade) niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verbeurdverklaring
Het door het hof verbeurd te verklaren voorwerp is daarvoor vatbaar. Immers met behulp van dat voorwerp is het hiervoor bewezenverklaarde feit begaan, terwijl uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat het toebehoort aan verdachte. Het hof heeft daarbij gelet op de draagkracht van verdachte, voor zover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 33, 33a en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte subsidiair ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot twintig uren, subsidiair tien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
verklaart verbeurd:
1 riek;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. G. Dam, voorzitter, mr. S.J. van der Woude en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Van der Woude voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.