3. Vooropgesteld moet worden dat de getuige heel stellig is in haar verklaring dat, op het moment dat [appellant] de kruising met de Gramsbergerweg op reed, het voor haar geldende verkeerslicht op groen stond. Een eensluidende verklaring heeft zij ook al direkt na het ongeval tegenover de politie afgelegd en die lezing is ook nog herhaald in een verklaring welke de getuige op 24 februari 2001 heeft afgelegd. In zoverre kan niet gezegd worden dat de getuige in haar verklaring niet consistent is.
3.1 Niettemin houdt het hof twijfels omtrent de juistheid van hetgeen de getuige heeft verklaard ten aanzien van de werking van het voor [appellant] bestemde verkeerslicht op het moment dat zij de Gramsbergerweg wilde oversteken.
3.2 De betrokken kruising heeft immers afzonderlijke verkeerslichtinstallaties voor verkeer dat van de hoofdrijbanen gebruikt maakt en voor het langzame verkeer op de naast de hoofdrijbanen gelegen fietspaden en, zoals blijkt uit de in het geding gebrachte schriftelijke verklaringen van Vialis Verkeer & Mobiliteit (hierna: Vialis), is de verkeersregelinstallatie zodanig dat twee, zogenoemde, conflicterende richtingen nooit gelijktijdig groen vertonen.
Weliswaar heeft [appellant] op de laatste verklaring van Vialis niet kunne reageren, maar zij is daardoor niet in haar verdediging geschaad omdat het hier gaat om een verklaring die inhoudelijk identiek is aan de reeds in eerste aanleg (ter gelegenheid van de comparitie van partijen) in het geding gebrachte verklaring van Vialis, op de inhoud van welke laatste verklaring [appellant] wel heeft kunnen reageren. De juistheid van die verklaring van Vialis is door [appellante] echter niet ter discussie gesteld.
3.3 De verklaring van de getuige [getuige 1], dat het verkeerslicht voor de kruising met de Gramsbergerweg altijd op groen staat als je via het stoplicht over de Kellerlaan bent gekomen, is strijdig met hetgeen Vialis heeft verklaard omtrent de werking van de verkeerslichten ter plaatse. uitgaande van de juistheid van de verklaring van Vialis behoorde een gelijktijdig "groen" voor [appellant] en [geïntimeerde] niet tot de mogelijkheden. Immers, indien de verkeerslichten voor het langzame verkeer op de fietspaden bij zowel de kruising met de J.C. Kellerlaan als bij die met de Gramsbergerweg al gelijktijdig groen licht geven, zal het verkeer over de hoofdrijbaan van de Gramsbergerweg rood licht hebben. Die situatie heeft zich hier echter niet voorgedaan, omdat vast staat dat het verkeerslicht voor [geïntimeerde] op groen stond toen hij de kruising overstak.
3.4 Het hof sluit dan ook niet uit dat hetgeen de getuige [getuige 1] heeft verklaard te hebben gezien, is ingegeven door hetgeen zij meende te hebben gezien en wellicht heeft afgeleid uit het feit dat het technisch mogelijk is - en ook voorkomt - dat de verkeerslichten voor het langzame verkeer op de fietspaden bij zowel het kruisen van de J.C. Kellerlaan als bij het kruisen de Gramsbergerweg gelijktijdig op groen staan. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de getuige heeft verklaard dat zij indertijd die route vaak reed en ervaringsregels leren nu eenmaal dat het veelvuldig rijden van eenzelfde route tot gevolg kan hebben dat sprake is van een afnemende oplettendheid bij de bewuste weggebruiker. In dit verband is het opmerkelijk dat de getuige heeft verklaard dat zij bij het oversteken van de J.C. Kellerweg geen auto's heeft gezien die in dezelfde richting reden als zij, terwijl er, naar vast staat, wel degelijk auto's - waaronder de door [geïntimeerde] bestuurde auto - de kruising zijn opgereden.