ECLI:NL:GHARN:2009:BI1120

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
21-000241-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens gebrek aan bezwaren

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 11 december 2007, maar is niet verschenen op de zitting van het hof. De dagvaarding voor de zitting in hoger beroep was op 17 maart 2009 aan de verdachte betekend. Op 30 maart 2009 heeft de verdachte per fax afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn. Ook zijn raadsman is niet verschenen en er is geen appelschriftuur ingediend met grieven tegen het vonnis in eerste aanleg.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte noch schriftelijk noch mondeling bezwaren heeft geuit tegen het vonnis waartegen hij beroep heeft ingesteld. Dit leidt tot de conclusie dat de verdachte blijk heeft gegeven van desinteresse in zijn zaak. De wetgever heeft met de wijziging van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering aan het hof de discretionaire bevoegdheid gegeven om een verdachte niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep indien er geen bezwaren zijn aangevoerd. Het hof oordeelt dat deze situatie zich hier voordoet.

Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep. De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de voorzitter en de raadsheren aanwezig waren. De uitspraak is gedaan bij verstek, aangezien de verdachte en zijn raadsman niet ter zitting zijn verschenen. Het arrest is op 10 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer: 21-000241-08
Uitspraak d.d.: 10 april 2009
VERSTEK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Utrecht van 11 december 2007 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op[geboortedatum],
wonende te [adres],
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI Utrecht - HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 30 maart 2009 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Verdachte is bij de zitting van de politierechter Utrecht in eerste aanleg niet verschenen. Wél is in eerste aanleg verschenen de raadsman van verdachte, doch deze was niet uitdrukkelijk gemachtigd door verdachte, zodat het vonnis in eerste aanleg bij verstek is gewezen.
De dagvaarding voor de zitting in hoger beroep is in persoon aan verdachte betekend op
17 maart 2009. Verdachte is ter terechtzitting van het hof niet verschenen. Blijkens een faxbericht van verdachte van 30 maart 2009 heeft verdachte afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting van het hof aanwezig te zijn. Ook zijn raadsman is niet verschenen. Verdachte noch zijn raadsman hebben voor de zitting van het hof een appelschriftuur houdende de grieven tegen het vonnis in eerste aanleg ingediend.
Tijdens de zitting van het hof van heden heeft de griffier op verzoek van de voorzitter telefonisch contact gezocht met het kantoor van de raadsman, mr E.N. Bouwman. De secretaresse van de raadsman heeft het hof laten weten dat de raadsman verdachte in de Penitentiaire Inrichting heeft bezocht en geen grond ziet om namens verdachte ter zitting te verschijnen.
Verdachte heeft naar het oordeel van het hof gelet op de hierboven beschreven houding tijdens de procedure in zowel eerste aanleg als in hoger beroep blijk gegeven van een grote mate van desinteresse in zijn zaak.
Ingevolge het tweede lid van artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering kan het hof het door de verdachte ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak niet-ontvankelijk verklaren indien de verdachte geen schriftuur houdende grieven heeft ingediend noch mondeling bezwaren tegen het vonnis heeft opgegeven.
Artikel 416 van het Wetboek van Strafvordering is bij de Wet Stroomlijnen hoger beroep geheel gewijzigd waarbij aan het hof de discretionaire bevoegdheid is toegekend om een verdachte (dan wel het Openbaar Ministerie) niet-ontvankelijk te verklaren indien er geen schriftelijke of mondelinge bezwaren zijn aangevoerd tegen het vonnis waarvan beroep.
Het hof is van oordeel dat de wetgever met deze wijziging heeft gedoeld op gevallen als onderhavige. Nu verdachte noch schriftelijk noch mondeling bezwaren heeft opgegeven tegen het vonnis waartegen hij beroep heeft ingesteld, zal het hof verdachte daarin niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSING (bij verstek)
Het hof:
Verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr H.W. Koksma, voorzitter,
mr J.M.J. Denie en mr H.J.B. Sackers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.M. van Westerlaak, griffier,
en op 10 april 2009 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr H.J.B. Sackers is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.