ECLI:NL:GHARN:2009:BI0992
Gerechtshof Arnhem
Veroordeling wegens valsheid in geschrift en opzettelijk nalaten van gegevens in het kader van de Algemene Nabestaandenwet
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 14 april 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1948, werd beschuldigd van valsheid in geschrift en het opzettelijk nalaten van het verstrekken van noodzakelijke gegevens in verband met haar uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet. De verdachte had in de periode van 1 november 2001 tot 7 oktober 2002 meermalen valse geschriften opgemaakt door niet te vermelden dat zij samenwoonde met een medeverdachte, wat van belang was voor de vaststelling van haar recht op uitkering. Daarnaast heeft zij in de periode van 8 oktober 2002 tot 27 april 2006 opzettelijk nagelaten tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de Sociale Verzekeringsbank, wat ook kon leiden tot bevoordeling van zichzelf.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van veertig uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de werkstraf niet naar behoren werd verricht. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld voor strafbare feiten. Het hof benadrukte dat de verdachte door haar handelen het vertrouwen in het sociale zekerheidsstelsel heeft geschaad en dat de opgelegde straffen bedoeld zijn om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.