Parketnummer: 24-001843-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-440090-07
Arrest van 24 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 10 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1969] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Vlug, advocaat te Deventer.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis vrijgesproken van het onder 4 ten laste gelegde en voor de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde misdrijven veroordeeld tot een straf, een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en op een tweetal vorderingen tot tenuitvoerlegging beslist, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Omvang van het hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard geen hoger beroep te hebben willen instellen tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde. Het hof zal het hoger beroep aldus beperkt opvatten, in die zin dat verdachte in zoverre niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal veroordelen tot een werkstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Voorts heeft de advocaat-generaal de gedeeltelijke tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter Zwolle-Lelystad van 15 januari 2007 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met dien verstande dat de tenuitvoerlegging wordt beperkt tot een gedeelte van drie maanden, in de plaats waarvan verdachte 180 uren taakstraf mag verrichten, subsidiair 90 dagen hechtenis. De vordering dient voor de resterende drie maanden te worden afgewezen. Met betrekking tot de vordering tot tenuitvoerlegging van de op 25 februari 2005 door de politierechter Amsterdam voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van een maand, heeft de advocaat-generaal de tenuitvoerlegging gevorderd, met dien verstande dat verdachte in de plaats daarvan 60 uren werkstraf mag verrichten, subsidiair 30 dagen hechtenis. Ten slotte vordert de advocaat-generaal de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in haar vordering.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - ten laste gelegde dat:
1.
hij op of omstreeks 30 maart 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), tegen het hoofd heeft geslagen of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 24 maart 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [straat] heeft weggenomen een beeldscherm, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 28 maart 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pand aan de [straat] weg te nemen een computer en/of goederen van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een voorwerp in het raamkozijn heeft gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
1.
hij op 30 maart 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], tegen het hoofd heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 24 maart 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand aan de [straat] heeft weggenomen een beeldscherm, toebehorende aan de [benadeelde];
3.
hij op 28 maart 2007 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een pand aan de [straat] weg te nemen een computer en/of goederen van zijn gading, toebehorende aan de [benadeelde] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak, met een voorwerp in het raamkozijn heeft gewrikt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
3.
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling, een diefstal en aan een poging tot diefstal met braak. Hij heeft erkend de ten laste gelegde feiten te hebben begaan.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van 6 januari 2009. Daaruit blijkt dat de thans bewezen verklaarde feiten deel uit maken van een lange reeks van strafbare feiten, die verdachte sedert 1984 heeft begaan. Naast enkele veroordelingen voor delicten met een geweldscomponent, betreft het voornamelijk vermogensdelicten, welke in een rechtstreeks verband staan met verdachtes verslavingsgeschiedenis. Na een voortijdig afgebroken opname in het Intramuraal Motivatiecentrum in Warnsveld is verdachte in maart 2007 teruggevallen in middelengebruik en heeft hij de thans ter beoordeling voorliggende feiten gepleegd.
Uit hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen leidt het hof af dat er thans sprake is van een kentering in verdachtes levensloop. Na het ondergaan van de hem in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf, heeft verdachte zich - in november 2007 - opnieuw tot het Intramuraal Motivatiecentrum gewend. Hij heeft aldaar het volledige negen maanden durende traject gevolgd en neemt sinds september 2008 deel aan een project voor begeleid wonen. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep aan het hof een tweetal brieven overgelegd van respectievelijk 6 februari 2009 en 2 maart 2009, opgesteld door Tactus Verslavingszorg en de sociaal psychiatrisch verpleegkundige van Iriszorg. Daaruit komt onder meer naar voren dat verdachte sinds zijn tweede IMC-opname geen drugs meer gebruikt, hetgeen wordt bevestigd door de wekelijkse urinecontroles. Verdachte stelt zich begeleidbaar op, doet vrijwilligerswerk voor jongeren en is bezig zijn schulden te saneren. Sinds de onderhavige bewezen verklaarde feiten is niet gebleken van nieuwe justitiecontacten.
Het hof is van oordeel dat de in eerste aanleg opgelegde gevangenisstraf, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte van dat moment, destijds een passende reactie was op de bewezen verklaarde feiten. Nu verdachte deze straf reeds volledig als voorlopige hechtenis heeft ondergaan, ziet het hof geen ruimte meer om - zoals door de advocaat-generaal is gevorderd - op grond van de gewijzigde persoonlijke omstandigheden een equivalent daarvan in werkstraf op te leggen.
Gelet op het vorenstaande zal het hof aan verdachte dan ook een gevangenisstraf opleggen, waarvan de duur gelijk is aan hetgeen hem in eerste aanleg is opgelegd. De tijd, die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, zal daarop in mindering worden gebracht.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken, dat de benadeelde partij, de [benadeelde] gevestigd te [vestigingsplaats], zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg niet is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Ingevolge het bepaalde in artikel 51e, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, kan de benadeelde partij, die zich in het geding over de strafzaak heeft gevoegd, zich doen vertegenwoordigen onder meer door een daartoe bij bijzondere volmacht door haar schriftelijk gemachtigde. Nu niet is gebleken dat [naam], wonende te [woonplaats], die zich namens voornoemde benadeelde partij in het geding in hoger beroep in de strafzaak heeft gevoegd, bij bijzondere volmacht door de benadeelde partij schriftelijk is gemachtigd, dient de benadeelde partij - conform de vordering van de advocaat-generaal - niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Tenuitvoerlegging (parketnummer 07-440205-06)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad d.d. 15 januari 2007 is veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - zes maanden gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 15 januari 2007. De proeftijd is ingegaan op
30 januari 2007. De officier van justitie vordert d.d. 14 mei 2007 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde zes maanden gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de in de zaak met het parketnummer 07-440090-07 ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf, met dien verstande dat deze wordt gelast voor de duur van drie maanden gevangenisstraf.
In de plaats van het geven van voormelde last tot (gedeeltelijke) tenuitvoerlegging van voormelde vrijheidsstraf van drie maanden, zal het hof - om redenen zoals uiteengezet in de strafmotivering - een taakstraf van na te melden duur gelasten.
Tenuitvoerlegging (parketnummers 13-043235-04 en 13-043141-04)
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam d.d. 25 februari 2005 is veroordeelde veroordeeld tot - onder meer - een maand gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 11 maart 2005. De proeftijd is ingegaan op
12 maart 2005 en geëindigd op 11 december 2008. De officier van justitie vordert d.d.
14 juli 2007 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde maand gevangenisstraf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden ten uitvoer gelegd, om reden dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de in de zaak met het parketnummer 07-440090-07 ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezen verklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van voormelde straf, met dien verstande dat in de plaats van het geven van voormelde last tot tenuitvoerlegging van voormelde vrijheidsstraf van een maand, een taakstraf van na te melden duur zal worden gelast.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 22c (oud), 22d, 45, 57 (oud), 300, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
verklaart verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde;
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, voor het overige en in zoverre opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van
vier maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij, de [benadeelde] gevestigd te [vestigingsplaats], niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij voornoemd in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
gelast de gedeeltelijke tenuitvoerlegging van een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Zwolle-Lelystad van 15 januari 2007, met dien verstande dat veroordeelde taakstraf zal verrichten, bestaande uit een werkstraf voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde deze werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
wijst de vordering tot tenuitvoerlegging voor het overige af;
gelast de tenuitvoerlegging van een maand gevangenisstraf, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van
25 februari 2005, met dien verstande dat veroordeelde een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van zestig uren zal verrichten, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast.
Dit arrest is aldus gewezen door S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel als griffier, zijnde mr. Foppen voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.