2. Het hof zal van de door de kantonrechter vastgestelde feiten uitgaan. Deze feiten komen op het volgende neer.
2.1. Op 15 februari 1995 is tussen de Stichting Pensioenfonds Stork en [geïntimeerde] een schriftelijke huurovereenkomst tot stand gekomen betreffende de bedrijfsruimte aan de [adres] (hierna: de bedrijfsruimte). De huurovereenkomst is aangegaan voor de duur van vijf jaar, met ingang van 1 maart 1994.
2.2. [geïntimeerde] heeft de bedrijfsruimte per 1 januari 1994 (onder)verhuurd aan [persoonsnaam geïintimeerde] Noord B.V.
2.3. [appellant in persoon] en [persoonsnaam geïintimeerde] Groothandel hebben op 29 maart 1994 een samenwerkingsovereenkomst gesloten, die er toe strekt dat [appellant in persoon] zich per 9 mei 1994 als supermarktondernemer in de bedrijfsruimte zal vestigen om van daar uit een C-1000 supermarkt te exploiteren. De samenwerkingsovereenkomst is gesloten voor de duur van het gebruik van de bedrijfsruimte door [appellant in persoon].
2.4. Bij overeenkomst van 20 februari 1995 is [appellant in persoon] in de plaats getreden van [persoonsnaam geïintimeerde] Noord bij de in 2.2 bedoelde onderhuurovereenkomst.
2.5. [appellant in persoon] is per 13 maart 1997 eigenaar geworden van de bedrijfsruimte.
2.6. Per 30 mei 2002 heeft [appellant in persoon] de eigendom van de bedrijfsruimte ondergebracht in [appellant] en de in die bedrijfsruimte uitgeoefende supermarktactiviteiten in Supermarkt [persoonsnaam appellant] B.V. Voorts is [persoonsnaam appellant] Holding opgericht. De holding - waarvan bestuurder en enig aandeelhouder [appellant in persoon] is - is bestuurder en enig aandeelhouder van [appellant].
2.7. Bij brief van 18 juni 2003 heeft [accountant], de accountant van [appellant], aan [betrokkene] van [persoonsnaam geïintimeerde] N.V. (de moedermaatschappij van het [persoonsnaam geïintimeerde] concern) een organisatieschema van "[persoonsnaam appellant] Groep" doen toekomen.
2.8. Bij brief van 13 maart 2006 heeft Ecodet B.V., een aan het [persoonsnaam geïintimeerde] concern gelieerd administratiekantoor, aan supermarkt [persoonsnaam appellant] B.V. - kort gezegd - bedrijfseconomische gegevens met betrekking tot Supermarkt [persoonsnaam appellant] B.V. gestuurd.
2.9. In een brief van 17 maart 2006 heeft [persoonsnaam geïintimeerde] Noord B.V. aan [persoonsnaam appellant] Supermarkt B.V. het "budget 2006" gestuurd.
2.10. In een brief van 12 april 2005 aan [geïntimeerde] heeft Vakcentrum Bedrijfsadvies onder meer het volgende geschreven:
"Onder verwijzing naar de bestaande hoofdhuurovereenkomst tussen cliënte, [appellant in persoon] enerzijds als eigenaar/verhuurder en [geïntimeerde] B.V. als huurder berichten wij u als volgt.
(...)
Gelet op het feit dat de samenwerkingsovereenkomst op 1 januari 2008 eindigt wil cliënte ook dan daadwerkelijk los zijn van [geïntimeerde] en zeggen wij hierbij namens cliënte de huurovereenkomst op tegen 1 januari 2008.
De grond voor opzegging is primair dat verhuurder het verhuurde persoonlijk in duurzaam gebruik wil nemen in een andere formule dan een [geïntimeerde] formule, en het verhuurde daartoe dringend nodig heeft."
2.11. In een brief van 19 mei 2005 aan vakcentrum Bedrijfsadvies heeft [geïntimeerde] laten weten niet in te stemmen met de opzegging van de huurovereenkomst.
2.12. In een brief van 24 augustus 2006 heeft de gemachtigde van [appellant] onder meer het volgende geschreven aan [geïntimeerde]:
"Tot mij heeft zich gewend de heer [appellant in persoon] van - onder meer- [appellant] B.V., gevestigd te Emmeloord, met het verzoek haar bij te staan.
(...)
Bij brief van 12 april 2005, waarvan ik volledigheidshalve een afschrift bij deze brief voeg, is namens cliënte tot opzegging van de hoofdhuurovereenkomst overgegaan.
(...)
Gelet hierop, bericht ik u hieronder -voor zover nodig- dat cliënte onverkort vasthoudt aan de eerder gedane huuropzegging, als verwoord in de hiervoor genoemde brief van 12 april 2006. Deze brief dient dan ook uitdrukkelijk als hernieuwde huuropzegging te worden aangemerkt."
2.13. In een brief van 19 september 2006 heeft [geïntimeerde] aan de gemachtigde van [appellant] laten weten dat zij niet meewerkt aan beëindiging van de hoofdhuurovereenkomst.