ECLI:NL:GHARN:2009:BH6988

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
20 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002865-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Dam
  • A. Beswerda
  • M. Den Ottolander
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met betrekking tot noodweer en strafmaat

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een veroordeling voor mishandeling. De verdachte is op 2 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] beschuldigd van het opzettelijk mishandelen van zijn vriendin, [slachtoffer], door haar in het gezicht te slaan. De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk. De advocaat-generaal had in hoger beroep een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 dagen gevorderd. Het hof heeft het beroep op noodweer en noodweerexces van de verdachte verworpen, omdat deze handelingen niet bewezen zijn verklaard. Het hof heeft de strafmaat verlaagd en een geldboete van € 350,= opgelegd, subsidiair 7 dagen hechtenis, omdat het hof minder feiten bewezen achtte dan de politierechter en de advocaat-generaal. Het hof heeft ook geoordeeld dat er geen schending van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM aanwezig was, aangezien de berechting in eerste aanleg en het hoger beroep binnen de gestelde termijnen zijn afgerond. De uitspraak van het hof vernietigt het eerdere vonnis en legt een lichtere straf op, rekening houdend met de omstandigheden van de zaak en de persoon van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002865-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-470474-07
Arrest van 20 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 16 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1971] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. G.J. Baken, advocaat te Emmeloord.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij op of omstreeks 02 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof acht het ten laste gelegde bewezen, met dien verstande, dat:
hij op 02 augustus 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling.
Strafbaarheid
Uit de processtukken en het verhandelde ter zitting is gebleken, dat er zich op 2 augustus 2007 in de namiddag op de [straat] te [plaats], nabij de woningen van verdachte en aangeefster [slachtoffer], meerdere confrontaties hebben voorgedaan tussen verdachte en [slachtoffer] voornoemd. Bij de eerste confrontatie is [slachtoffer] door verdachte in het gezicht geslagen. Ter zitting van het hof zijn ook de raadsman, de verdachte en de advocaat-generaal uitgegaan van meerdere confrontaties.
Het beroep op noodweer c.q. noodweerexces ziet op handelingen van verdachte, die na het bewezen verklaarde feit door verdachte zouden zijn begaan, welke handelingen door het hof echter niet bewezen zijn verklaard. Dit verweer behoeft derhalve geen bespreking.
Strafmotivering
Het hof heeft de in hoger beroep op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte heeft zijn vriendin [slachtoffer] mishandeld, door haar in het gezicht te slaan. Hierdoor heeft die [slachtoffer] pijn ondervonden. Verdachte heeft door het plegen van dit feit de lichamelijke integriteit van die [slachtoffer] geschonden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 januari 2009 blijkt, dat verdachte meermalen ter zake van het plegen van misdrijven, waaronder eenmaal ter zake van mishandeling, tot straffen is veroordeeld. Bovendien blijkt uit dat uittreksel, dat de tenuitvoerlegging is gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, welke is omgezet in een werkstraf en dat een opgelegde straf van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte is omgezet in een gevangenisstraf. Deze straffen en omzettingen hebben verdachte niet weerhouden het hiervoor bewezen verklaarde feit te begaan.
Op grond van het vorenstaande en mede om te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan een (soortgelijk) strafbaar feit zal schuldig maken, acht het hof de oplegging van een geldboete van € 350,=, subsidiair 7 dagen hechtenis, passend en geboden.
Deze straf is minder zwaar dan de door de politierechter opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de door de advocaat-generaal gevorderde onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 20 dagen. De reden daarvan is dat het hof minder heeft bewezen verklaard dan de politierechter en de advocaat-generaal bewezen achten.
Het hof heeft bij de vaststelling van de geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte in de mate waarin het dat nodig acht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte zonder dat deze in zijn inkomen en vermogen onevenredig wordt getroffen.
Voormelde recidive en de ernst van het feit rechtvaardigen naar het oordeel van het hof niet een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of een maatregel, zoals door de raadsman is verzocht.
De raadsman heeft ter zitting van het hof aangevoerd, dat strafvermindering dient plaats te vinden wegens schending van de redelijke termijn ex artikel 6 EVRM tussen de behandeling van deze zaak in eerste aanleg op 16 november 2007 en de behandeling van het hoger beroep voor dit hof op 6 maart 2009.
De redelijke termijn van berechting van het ten laste gelegde ving aan op 15 augustus 2007 (eerste verhoor van verdachte). Het eindvonnis in eerste aanleg is gewezen op 16 november 2007. Op dezelfde dag waarop het eindvonnis is gewezen is namens verdachte hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis. De stukken van het geding zijn op 24 januari 2008 bij dit hof binnen gekomen. Op 20 maart 2009 is het geding in hoger beroep met een einduitspraak afgerond. Derhalve heeft de berechting in eerste aanleg plaatsgevonden ruimschoots binnen 2 jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, zijn de stukken van het geding ruimschoots binnen acht maanden na het instellen van het hoger beroep bij dit hof binnengekomen en heeft de berechting in hoger beroep plaatsgevonden ruimschoots binnen twee jaar nadat het rechtsmiddel is ingesteld. Nu ook overigens geen schending van de redelijke termijn
ex artikel 6 EVRM aanwezig wordt geacht, verwerpt het hof het verweer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 23 (oud), 24 (oud), 24c (oud), 63 (oud) en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van driehonderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zeven dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. Dam, voorzitter, mr. Beswerda en mr. Den Ottolander, in tegenwoordigheid van Boersma als griffier, zijnde mr. Den Ottolander voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.