ECLI:NL:GHARN:2009:BH6648

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
5 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.025.169
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing schuldsaneringsregeling na faillissementsaanvraag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 5 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toepassing van de schuldsaneringsregeling voor de appellant, die eerder in staat van faillissement was verklaard. De appellant had op 8 december 2008 een verzoek tot faillissement ontvangen van de Ontvanger van de Belastingdienst/Randmeren. Na deze aanvraag heeft de rechtbank Zutphen de appellant de gelegenheid gegeven om binnen veertien dagen een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen. De appellant heeft op 22 december 2008 een verzoek ingediend, maar dit verzoek werd niet in behandeling genomen omdat de rechtbank op 27 januari 2009 de appellant in staat van faillissement had verklaard. De appellant heeft hiertegen verzet aangetekend, maar dit werd op 10 februari 2009 afgewezen door de rechtbank.

In hoger beroep heeft de appellant betoogd dat zijn verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling tijdig was ingediend. Het hof heeft vastgesteld dat de appellant inderdaad op 22 december 2008 een verzoek had ingediend, en dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat dit verzoek te laat was. Het hof oordeelde dat de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst moest blijven totdat er een definitieve uitspraak was gedaan over de schuldsaneringsregeling. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en het verzet van de appellant gegrond verklaard, waardoor de appellant alsnog in aanmerking komt voor de schuldsaneringsregeling.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van tijdige indiening van verzoeken in faillissementszaken en de noodzaak voor rechtbanken om verzoeken tot schuldsanering zorgvuldig te behandelen, vooral in situaties waarin de schuldenaar actief probeert een regeling te treffen met zijn schuldeisers.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.025.169
arrest van de eerste civiele kamer van 5 maart 2009
inzake
[appellant],
voorheen h.o.d.n. [X],
gevestigd en kantoorhoudend te [vestigingsplaats],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.F.M.G. Heutink te Apeldoorn.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij op 8 december 2008 ter griffie van de rechtbank Zutphen ingekomen verzoekschrift heeft de Ontvanger van de Belastingdienst/Randmeren (hierna te noemen: de Ontvanger) het faillissement van appellant (hierna te noemen: [appellant]) aangevraagd.
1.2 Bij brief van 8 december 2008 heeft de griffier van de rechtbank Zutphen [appellant] in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na de datum van die brief een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen.
1.3 Bij (handgeschreven) per faxpost verzonden brief van 22 december 2008 heeft [appellant] de rechtbank verzocht om de wettelijke schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren.
1.4 Bij brief van 29 december 2008 heeft de rechtbank Zutphen de ontvangst van het verzoek van [appellant] bevestigd en hem meegedeeld dat het verzoek tot faillietverklaring is geschorst tot 27 januari 2009 om hem in de gelegenheid te stellen een compleet verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in te dienen.
1.5 Omdat op 27 januari 2009 geen compleet verzoek was ingediend, heeft de rechtbank bij vonnis van dezelfde datum [appellant] in staat van faillissement verklaard, met benoeming van mr. M.J. van Lee tot rechter-commissaris en mr. M.C. Molenaar tot curator.
1.6 Tegen dat vonnis heeft [appellant] een op 2 februari 2009 gedateerd verzetschrift ingediend, dat op 3 februari 2009 bij de rechtbank Zutphen is binnengekomen.
1.7 Op 9 februari 2009 heeft [appellant] bij de Centrale Informatiebalie van de rechtbank Zutphen een gecompleteerd verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling voor hem en zijn echtgenote, [echtgenote], ingediend.
1.8 Het verzetschrift is behandeld ter zitting van de rechtbank op 10 februari 2009.
Tijdens deze zitting heeft [appellant] gesteld dat hij weliswaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, maar dat hij toelating tot de schuldsaneringsregeling wenst, zoals door hem eerder bij brief van 22 december 2008 is verzocht. Tevens heeft [appellant] de behandelend rechter gewezen op het door hem en zijn echtgenote op
9 februari 2009 ingediende verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling. Blijkens de na de zitting van 10 februari 2009 aan de advocaat van [appellant] gestuurde brief van 17 februari 2009 van de griffier van de rechtbank Zutphen is dat verzoek in verband met het inmiddels uitgesproken faillissement niet in behandeling genomen en aan [appellant] geretourneerd.
1.9 Bij vonnis van de rechtbank Zutphen van 10 februari 2009, uitgesproken onder Faill.nr. 09/22, Rekestnr. 100252 / FTRK 09-58, is het verzet van [appellant] tegen het vonnis van 27 januari 2009 afgewezen.
1.10 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 16 februari 2009 ingekomen verzoekschrift is [appellant] in hoger beroep gekomen van voornoemde vonnissen van 27 januari 2009 en 10 februari 2009 en heeft hij het hof verzocht hem alsnog toe te laten tot de schuldsaneringsregeling, dan wel de schuldsaneringsregeling op hem van toepassing te verklaren.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende stukken, alsmede van de brief van 20 februari 2009 met bijlage van de advocaat van [appellant].
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 februari 2009, waarbij [appellant] is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de Ontvanger is [A.] verschenen. Tevens is verschenen de curator.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 De rechtbank heeft het verzet van [appellant] tegen haar vonnis van 27 januari 2009 afgewezen, omdat vaststaat dat [appellant] zijn schulden nog altijd niet heeft betaald en dat hij (ook) geen regeling met zijn crediteuren is overeengekomen, zodat moet worden geconcludeerd dat [appellant] nog immer verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Voorts heeft de rechtbank overwogen dat het ter zitting van 10 februari 2009 gedane verzoek van [appellant] tot toepassing van de schuldsaneringsregeling te laat, namelijk na 27 januari 2009, ter griffie is ingediend. Volgens de rechtbank is het middel van verzet niet gegeven om op die wijze alsnog toelating tot de schuldsaneringsregeling af te dwingen.
3.2 Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling tijdig heeft ingediend, te weten per fax op 22 december 2008. Anders dan de rechtbank is het hof voorts van oordeel dat het enkele feit dat [appellant] niet heeft voldaan aan het verzoek van de rechtbank om vóór 27 januari 2009 zijn verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling te completeren, onvoldoende reden is om ervan uit te gaan dat [appellant] geen verzoek heeft ingediend. Daartoe neemt het hof in aanmerking de omstandigheid dat [appellant] zich, met het oog op een in te dienen toelatingsverzoek, medio september 2008 tot de Stadsbank heeft gewend, dat inmiddels een Verklaring Schuldsanering ex artikel 285 lid 1 onder e Fw is opgesteld en dat reeds op 22 december 2008 voornoemd verzoek bij de rechtbank was ingediend. Het gevolg hiervan is dat de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring uit hoofde van artikel 3a lid 2 van de Faillissementswet geschorst blijft totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het verzoek om toepassing van de schuldsaneringsregeling. Derhalve zal het hof beslissen als hierna in het dictum te melden.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het in oppositie gewezen vonnis van de rechtbank Zutphen van 10 februari 2009 en, opnieuw recht doende in oppositie:
verklaart het verzet gegrond en vernietigt het verstekvonnis van de rechtbank Zutphen van 27 januari 2009, en opnieuw recht doende:
verstaat dat de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring wordt geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
verwijst de zaak, met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, ter verdere afdoening naar de rechtbank Zutphen.
Dit arrest is gewezen door mrs. A. Smeeïng-van Hees, V. van den Brink en A.A. van Rossum en in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 maart 2009.