Parketnummer: 24-001880-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-470127-07
Arrest van 19 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 juli 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. K. Spoor, advocaat te Steenwijk.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal ontslaan van alle rechtsvervolging ter zake van het primair ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op het incident aan de [straat 1] en hem zal veroordelen ter zake van het primair ten laste gelegde voor zover dit betrekking heeft op het incident aan de [straat 2] tot een werkstraf van twintig uren, te vervangen door tien dagen hechtenis, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 december 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, [straat 2] en/of [straat 1], in elk geval op of aan een openbare weg, een of meermalen openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen, welk geweld bestond uit
- het meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen/op het lichaam en/of het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer andere personen;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 december 2006 te [plaats], gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]) meermalen, althans eenmaal, tegen/op het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden.
Bewezenverklaring
Het hof verklaart bewezen dat:
hij op 27 december 2006 te [plaats], met een ander, op de openbare weg, de [straat 2] en de [straat 1], openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit het slaan en/of stompen en/of schoppen tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Strafbaarheid
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting van het hof een beroep gedaan op noodweer. Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, aldus de raadsvrouw van verdachte. Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Naar aanleiding van de stukken en de behandeling ter zitting stelt het hof de volgende feitelijke gang van zaken vast. Verdachte loopt op 27 december 2006 met twee andere jongens, te weten [naam 1] en [naam 2], in de [straat 2] te [plaats]. De groep loopt langs de kerk, waar zich op dat moment een andere groep jongens bevindt. Er ontstaat een woordenwisseling tussen beide groepen, die escaleert in geduw over en weer. Plots wordt [naam 1] op zijn hoofd geslagen met een bierflesje door een jongen uit de andere groep. [naam 1] en zijn belager raken in gevecht. Verdachte ziet dat een andere jongen uit die groep aanstalten maakt zich ook in de vechtpartij te mengen en [naam 1] te slaan. Verdachte geeft deze jongen een schop en een klap, waarop de jongen zijn actie staakt. Kort daarna gaan beide groepen uiteen.
Later diezelfde avond komen beide groepen elkaar weer tegen. De groep van verdachte, [naam 1] en [naam 2] staat in de [straat 1] voor een discotheek en de andere groep voegt zich bij hen. Eén van de jongens uit deze groep rent naar de groep van verdachte toe en geeft [naam 1] een klap. Hierna ontstaat er wederom een vechtpartij tussen beide groepen, waarbij ook verdachte een klap uitdeelt.
Uit de door het hof vastgestelde feiten en omstandigheden volgt dat in de [straat 2] een acute dreiging van een wederrechtelijke aanranding tegen [naam 1] ontstond en dat er vervolgens in de [straat 1] sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van verdachte. Verdachte mocht respectievelijk [naam 1] verdedigen tegen deze acute dreiging en zichzelf tegen deze aanranding. Nu het hof voorts van oordeel is dat het optreden van verdachte bij beide incidenten niet disproportioneel is geweest, slaagt het beroep op noodweer ten aanzien van beide incidenten.
Op grond van het voorgaande acht het hof het primair bewezen verklaarde niet strafbaar, nu er een rechtvaardigingsgrond aanwezig wordt geacht. Verdachte zal daarom worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte als voormeld primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld;
verklaart dit feit echter niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. E. Pennink, in tegenwoordigheid van B.W. Mulder als griffier, zijnde mr. Pennink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.