Parketnummer: 24-002973-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-400280-07
Arrest van 18 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 22 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. A.A. Bos, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, en heeft een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte ten aanzien van feit 1, 2 en 3 zal veroordelen tot een maand voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en een contactverbod, en een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft zij gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 400,--, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), één of meermalen tegen het hoofd en/of de arm en/of de schouder heeft gestompt/geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 11 december 2006 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, een bom onder de auto van die [slachtoffer] zou plaatsen, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op of omstreeks 28 februari 2007 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Je bent de lul, ik wacht je op bij je fucking huis, jij praat over mij, ik naai jou erbij, ik pak je, je bent de lul", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij omstreeks 22 november 2006 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), tegen het hoofd heeft gestompt, waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 11 december 2006 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd dat hij, verdachte, een bom onder de auto van die [slachtoffer] zou plaatsen;
3.
hij op 28 februari 2007 in de gemeente [gemeente] [slachtoffer] heeft bedreigd met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd : "Je bent de lul, ik wacht je op bij je fucking huis, jij praat over mij, ik naai jou erbij, ik pak je, je bent de lul".
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
onder 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
onder 3:
bedreiging met zware mishandeling.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft in het bijzonder gelet op het volgende.
Verdachte heeft zich omstreeks 22 november 2006 schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn ex-vriendin [slachtoffer], door haar tegen het hoofd te stompen. Verdachte heeft hierdoor een inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Daarnaast heeft hij [slachtoffer] op 11 december 2006 en 28 februari 2007 bedreigd. Uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer] van 17 februari 2009 blijkt, dat verdachte door zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer en bij haar kinderen heeft veroorzaakt en dat die gevoelens nog steeds bestaan.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister d.d. 10 december 2008 - eerder is veroordeeld ter zake van mishandeling en bedreiging.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf - zoals door de rechtbank opgelegd - dient te worden opgelegd. In verdachtes gewijzigde persoonlijke omstandigheden, zoals ter terechtzitting van het hof naar voren gekomen, ziet het hof echter aanleiding om hiervan af te zien. Blijkens verdachtes verklaring ter terechtzitting én het op 3 maart 2009 bij het hof binnengekomen rapport van de reclassering, ziet verdachte in dat hij hulp nodig heeft bij zijn agressieproblematiek. In het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in een andere strafzaak volgt verdachte hiervoor een behandeling bij de AFPN. Volgens voornoemd rapport van de reclassering verloopt deze behandeling tot nu toe gematigd positief. Het hof zal daarom de - door de advocaat-generaal gevorderde - voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen. Daaraan worden bijzondere voorwaarden verbonden. Verdachte dient zich te gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en mag gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact opnemen met [slachtoffer]. De voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten. Daarnaast zal het hof een - door de advocaat gevorderde - werkstraf van na te melden duur opleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer]
Uit het onderzoek ter 's hofs terechtzitting is gebleken, dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat haar vordering in eerste aanleg deels is toegewezen en dat zij zich binnen de grenzen van haar eerste vordering in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij voor zover deze ziet op de immateriële schade tot het bedrag van € 400,-- toewijsbaar nu voldoende is komen vast te staan dat door de bewezen verklaarde feiten aan het slachtoffer tot voornoemd bedrag schade is berokkend en dat de schade aan verdachte kan worden toegerekend.
Het hof is van oordeel, dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet van zo eenvoudige aard is, dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet op het bepaalde in artikel 361, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard, met bepaling, dat de benadeelde partij haar vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van voornoemd slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c(oud), 22d, 36f (oud), 57 (oud), 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal stellen onder toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich zal gedragen naar de aanwijzingen van die instelling;
draagt genoemde instelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze contact zal opnemen met [slachtoffer];
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtwintig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van zestig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [plaats], tot een bedrag van vierhonderd euro;
verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vierhonderd euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [plaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van acht dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en
mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde
mr. Lolkema voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.