ECLI:NL:GHARN:2009:BH6464

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000405-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens onrechtmatige DNA-bewijsgaring in diefstal met braak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van diefstal met braak, gepleegd in de periode van 16 tot en met 18 september 2006. De politie had bloedsporen aangetroffen op de plaats van de inbraak, waarvan het DNA-profiel overeenkwam met dat van de verdachte. Echter, het hof oordeelde dat het DNA-profiel van de verdachte onrechtmatig in de DNA-databank was opgenomen, omdat het openbaar ministerie niet had voldaan aan de wettelijke verplichtingen om het profiel te vernietigen na een sepot in een eerdere zaak. Hierdoor was het bewijsmateriaal dat op basis van dit DNA-onderzoek was verkregen, onrechtmatig en mocht het niet bijdragen aan het bewijs van de tenlastelegging.

De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte tot een gevangenisstraf van drie maanden zou worden veroordeeld. Het hof heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. Zelfs als het DNA-bewijs wel rechtmatig was geweest, zou het hof niet overtuigd zijn geweest van de schuld van de verdachte. Het hof heeft daarom het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsgeldigheid van bewijsmateriaal en de noodzaak voor het openbaar ministerie om zich aan de wettelijke voorschriften te houden bij het gebruik van DNA-gegevens in strafzaken. Het hof heeft vastgesteld dat er geen ander bewijs aanwezig was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak kon aantonen, waardoor de vrijspraak gerechtvaardigd was.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000405-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-600715-07
Arrest van 18 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 31 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1970] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. De raadsman van verdachte, mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam, is evenmin verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf van drie maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 16 september 2006 tot en met 18 september 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (aan de [vestigingsadres]) heeft weggenomen een kussenhoes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [gemachtigde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Vrijspraak
Op 18 september 2006 deed [gemachtigde] namens [benadeelde] aangifte van inbraak. Op de plaats waar de inbraak was gepleegd, trof de politie bloedsporen aan. Van één van die sporen - die op de vloer onder het 'inklimraam' - stelde verbalisant [verbalisant] een bloedmonster veilig (SVO nummer [nummer] en DNA-zegelnummer [zegelnummer]; zie proces-verbaal d.d. 24 december 2006, nummer [proces verbaalnummer]). Dit bloedmonster werd verzonden naar het NFI voor een DNA-onderzoek. Blijkens het Deskundigenrapport van het NFI d.d. 15 december 2006, opgemaakt en ondertekend door ing. F. van Gennip, is het DNA-profiel van het onderzochte bloedspoor ([zegelnummer]) op 11 december 2006 opgenomen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken en vergeleken met de daarin aanwezige DNA-profielen. Bij deze vergelijking is een overeenkomend DNA-profiel gevonden dat is verkregen van referentiemateriaal uit een zaak met parketnummer 03-703028-05. Het referentiemateriaal uit de desbetreffende zaak was afkomstig van verdachte. In het kader van de zaak met parketnummer 03-703028-05, was het DNA-profiel van verdachte op 27 juli 2005 opgenomen in de DNA-databank.
Blijkens een verdachte betreffend Uittreksel uit het Justitiële Documentatieregister
d.d. 10 december 2008, is de zaak tegen verdachte met parketnummer 03-703028-05 op 17 augustus 2005 geëindigd met een sepot (geen wettig bewijs). Op grond van artikel 16 van het Besluit DNA-onderzoek in strafzaken had het openbaar ministerie het NFI daarvan in kennis moeten stellen, waarna het NFI op grond van artikel 17 van voornoemd Besluit terstond het in de databank opgenomen DNA-profiel van verdachte had moeten vernietigen. Gezien vorenstaande en gelet op de tijdspanne tussen
17 augustus 2005 en 11 december 2006, is het hof van oordeel dat de aanwezigheid van het desbetreffende DNA-profiel in de databank onrechtmatig was ten tijde van de vergelijking op 11 december 2006, nu evenmin is gebleken dat dit profiel op andere gronden wél rechtmatig in die databank aanwezig was. Het bewijsmateriaal is door het verzuim verkregen en door de onrechtmatige bewijsgaring is een belangrijk strafvorderlijk voorschrift in aanzienlijke mate geschonden. Het verzuim kan niet worden hersteld. Dit leidt ertoe dat de resultaten van het voornoemde onderzoek door het NFI niet mogen bijdragen aan het bewijs van het ten laste gelegde. Enig ander bewijs, dat verdachte bij de inbraak betrokken is geweest, is niet in het dossier aanwezig.
Gezien het bovenstaande acht het hof niet wettig en overtuigen bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit heeft begaan, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten overvloede merkt het hof op dat ook ingeval het voornoemde verslag van het NFI wél voor het bewijs had kunnen worden gebezigd, het hof in deze zaak evenmin de overtuiging zou hebben bekomen dat verdachte het hem ten laste gelegde feit had begaan. Ofschoon er in het pand meerdere bloedsporen zijn gevonden, is alleen voornoemd bloedspoor (onder het inklimraam) onderzocht. De bevindingen ten aanzien van dat spoor zijn onvoldoende om de ten laste gelegde diefstal met braak bewezen te achten. Ook in dat geval had het hof verdachte vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. J. Hielkema en
mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde
mr. Lolkema voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.