Parketnummer: 24-001749-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-610022-08 en 07-610031-07 (TUL)
Arrest van 17 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 juni 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1993] te [geboorteplaats],
verblijvende in Jeugdinrichting De Rentray te Lelystad,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.J.F. Smeets, advocaat te Utrecht.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een maatregel, heeft op de vordering van de benadeelde partij beslist, en heeft voorts op een vordering tot tenuitvoerlegging beslist, een en ander zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van 8 december 2008 en
3 maart 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 4 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte wegens de onder 1A, 1C, 2, 3A en 3B ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot jeugddetentie voor de duur van tien maanden en dat het hof daarnaast de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen aan verdachte zal opleggen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de gevorderde tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde jeugddetentie voor de duur van twee maanden zal gelasten, dat het hof de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] zal toewijzen tot een bedrag van € 1.260,-- en dat het hof tevens een schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag aan verdachte zal opleggen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - voor zover in hoger beroep van belang - tenlastegelegd, dat:
1.
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] een of meer (harde) klappen met een (wok)pan op de rug en/of het hoofd heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] voorover op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] een of meer krachtige schoppen tegen de rug en/of het hoofd en/of de armen/handen heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] (door trappen en schoppen tegen diens lichaam) naar de rand van waterplas/gracht heeft gerold en/of gedwongen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen het water in te gaan en/of het water in heeft geduwd en/of
- een of meer stenen en/of een (wok)pan in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] gedwongen is zich geruime tijd in het met een dunne laag ijs bedekte water op te houden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson) en/of een sleutelbos en/of een rugzak met inhoud en/of meerdere pasjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, heeft getrokken en/of opengeklapt en/of dit mes vervolgens in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geef mij je telefoon maar." en/of
- (vervolgens) heeft gezegd: "Geef mij je geld, geef mij je geld" en/of "Waar is je portemonnee?" en/of "Als je voor je leven vreest, geef je me je spullen." en/of
- die [slachtoffer 1] een of meer (harde) klappen met een pan op de rug en/of het hoofd heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] voorover op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] een of meer krachtige schoppen tegen de rug en/of het hoofd en/of de armen/handen heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] (door trappen en schoppen tegen diens lichaam) naar de rand van waterplas/gracht heeft gerold en/of gedwongen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen het water in te gaan en/of het water in heeft geduwd en/of
- een of meer stenen en/of een (wok)pan in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] gedwongen is zich geruime tijd in het met een dunne laag ijs bedekte water op te houden;
hij op of omstreeks 17 februari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Sony Ericsson) en/of een sleutelbos en/of een rugzak met inhoud en/of meerdere pasjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- een mes, althans een dergelijk scherp voorwerp, heeft getrokken en/of opengeklapt en/of dit mes vervolgens in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gehouden en/of
- daarbij tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: "Geef mij je telefoon maar." en/of
- (vervolgens) heeft gezegd: "Geef mij je geld, geef mij je geld" en/of "Waar is je portemonnee?" en/of "Als je voor je leven vreest, geef je me je spullen." en/of
- die [slachtoffer 1] een of meer (harde) klappen met een pan op de rug en/of het hoofd heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] voorover op de grond is gevallen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] een of meer krachtige schoppen tegen de rug en/of het hoofd en/of de armen/handen heeft gegeven en/of
- die [slachtoffer 1] (door trappen en schoppen tegen diens lichaam) naar de rand van waterplas/gracht heeft gerold en/of gedwongen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] heeft gedwongen het water in te gaan en/of het water in heeft geduwd en/of
- een of meer stenen en/of een (wok)pan in de richting van die [slachtoffer 1] heeft gegooid, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] gedwongen is zich geruime tijd in het met een dunne laag ijs bedekte water op te houden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2007 tot en met 4 november 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning ([adres]) heeft weggenomen een of meer (gouden) ring(en) en/of een of meer (gouden) ketting(en) en/of een (gouden) hanger en/of een (gouden) oorsieraad en/of een (gouden) hanger en/of een (gouden) armband en/of een digitale (foto)camera, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
3.
hij op of omstreeks 3 februari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een MP3-speler (merk Difrnce) en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een portemonnee en/of een Identiteitskaart en/of een pinpas (beiden op naam van [slachtoffer 3]) en/of diverse andere pasjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- achter die [slachtoffer 3] (die aan het fietsen was) aan is/zijn gerend en/of de bagagedrager van de fiets van die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en/of
- (vervolgens) op een afstand van (ongeveer) een halve meter, in ieder geval een (zeer) korte afstand voor die [slachtoffer 3] is/zijn gaan staan en/of
- die [slachtoffer 3] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd "Wat is je probleem tegen mij" en/of "Laat eens zien wat je allemaal in je zakken hebt zitten" en/of "Laat me niet mijn wapen pakken" en/of
- aan de kleding en/of in de zakken van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gevoeld;
hij op of omstreeks 3 februari 2008 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een MP3-speler (merk Difrnce) en/of een mobiele telefoon (merk Samsung) en/of een portemonnee en/of een Identiteitskaart en/of een pinpas (beiden op naam van [slachtoffer 3]) en/of diverse andere pasjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- achter die [slachtoffer 3] (die aan het fietsen was) aan is/zijn gerend en/of de bagagedrager van de fiets van die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgepakt ten gevolge waarvan die [slachtoffer 3] ten val is gekomen en/of
- (vervolgens) op een afstand van (ongeveer) een halve meter, in ieder geval een (zeer) korte afstand voor die [slachtoffer 3] is/zijn gaan staan en/of
- die [slachtoffer 3] (dreigend) de woorden heeft/hebben toegevoegd "Wat is je probleem tegen mij" en/of "Laat eens zien wat je allemaal in je zakken hebt zitten" en/of "Laat me niet mijn wapen pakken" en/of
- aan de kleding en/of in de zakken van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gevoeld.
Het hof verstaat deze tenlastelegging aldus, dat onder 1 aan verdachte primair - kort gezegd - medeplegen van poging tot doodslag is tenlastegelegd en dat onder 1 subsidiair - kort gezegd - diefstal met geweld door twee of meer verenigde personen óf medeplegen van afpersing is tenlastegelegd.
Vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen onder 3 aan verdachte is ten laste gelegd, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Uit de voorhanden bewijsmiddelen vloeit niet voort dat verdachte als medepleger de ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Overweging omtrent het bewijs
Namens de verdachte is aangevoerd dat het primair ten laste gelegde feit niet kan worden bewezen omdat hiertoe onvoldoende bewijs voorhanden is, althans dat uit de wettige bewijsmiddelen onvoldoende overtuigend bewijs voortvloeit dat de opzet van verdachte erop gericht is geweest om [slachtoffer 1] van het leven te beroven. De raadsman heeft aangevoerd dat de handelingen waarvan verdachte toegeeft dat hij ze heeft verricht niet waren gericht op het doden van [slachtoffer 1]. Daarnaast is, aldus de raadsman, de kans dat [slachtoffer 1] zou overlijden tengevolge van de handelingen van verdachte en zijn mededader niet aannemelijk. Volgens de raadsman is niet vastgesteld dat, voor zover er geschopt is, dit op zodanige wijze is gebeurd, bijvoorbeeld met zwaar schoeisel of door de wijze van trappen, dat daardoor enige kans, laat staan een aanmerkelijke kans, op het overlijden van [slachtoffer 1] is ontstaan.
Het openbaar ministerie heeft dit standpunt van de verdediging bestreden.
Het hof overweegt naar aanleiding van dit verweer als volgt.
Het hof baseert zich bij de bewezenverklaring van het onder 1 primair aan verdachte ten laste gelegde op de verklaring van aangever [slachtoffer 1], de verklaring van verdachte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte].
De aangever verklaart onder meer:
"Plotseling kreeg ik zo'n harde klap van dader 2 met de pan, dat ik op mijn knieën voorover viel. Ik [...] viel voorover op mijn buik. Direct hierop kreeg ik een krachtige schop tegen mijn rechter schouderblad waardoor ik opzij rolde en vlakbij een boom kwam te liggen. Terwijl ik daar lag, schopten zowel dader 1 als dader 2 mij met kracht tegen mijn hoofd. Ik denk dat ik zeker wel 30 trappen heb gehad toen ik daar lag. Ik voelde dat beide daders snel achter elkaar en duidelijk op mijn hoofd gericht trapten. Met mijn armen en handen probeerde ik mijn hoofd af te weren, ik had het gevoel dat ze zo hard schopten als ze konden en dit deed dan ook veel pijn."
en
"Nog geen 30 seconden daarna kwamen ze teruggelopen en begonnen allebei weer te schoppen, in eerste instantie weer tegen mijn hoofd."
[medeverdachte] heeft onder meer verklaard:
"Ik zag toen dat [verdachte] met een pan stond te zwaaien. [verdachte] sloeg de man. [...] De man schreeuwde als hij een klap gekregen had. Na de laatste klap viel de man op de grond. [...] Toen de man op de grond lag heb ik de man getrapt. [verdachte] heeft het ook gedaan. Ik trapte hem tegen zijn lichaam en tegen zijn hoofd. De man lag op zijn buik op de grond. Hij probeerde af te weren en keek wel steeds wat we deden. [...] Ik denk dat ik de man een keer of 10 getrapt heb."
en
"Ik zag toen dat [verdachte] weer omdraaide en terug ging naar de plaats waar die man lag. [...] Ik heb de man toen weer een klap gegeven. De man ging weer gestrekt. [...] Het kan heel goed zijn dat ik en [verdachte] de man daar weer gestampt hebben. Gestampt is tegen iemand die op de grond ligt aanschoppen."
Verdachte heeft ter zitting van het hof onder meer verklaard dat hij het slachtoffer met een pan heeft geslagen en dat hij, samen met zijn mededader, het slachtoffer heeft geschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag.
Op grond van deze wettige bewijsmiddelen acht het hof overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn mededader [slachtoffer 1], terwijl deze - nadat hij een klap met een pan had gekregen - op zijn buik op de grond was terechtgekomen, meermalen met geschoeide voet met kracht tegen - onder meer - zijn hoofd hebben geschopt. Door aldus te handelen heeft verdachte naar het oordeel van het hof bewust de geenszins als denkbeeldig te verwaarlozen kans aanvaard dat die [slachtoffer 1], als gevolg van die meerdere krachtige schoppen tegen zijn hoofd, zou komen te overlijden. Dat verdachte en zijn mededader niet 'zwaar schoeisel' doch 'slechts' sportschoenen droegen maakt dit naar het oordeel van het hof niet anders, gelet op de omstandigheid dat in twee reeksen, telkens meermalen en met kracht tegen het hoofd werd geschopt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1 primair.
hij op 17 februari 2008 in de gemeente [gemeente] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet:
- die [slachtoffer 1] harde klappen met een pan op de rug heeft gegeven, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] voorover op de grond is gevallen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] krachtige schoppen tegen de rug en het hoofd heeft gegeven
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2007 tot en met 4 november 2007 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning ([adres]) heeft weggenomen gouden ringen en gouden kettingen en gouden hangers en gouden oorsieraden en een gouden armband en een digitale fotocamera, toebehorende aan [slachtoffer 2].
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1 primair.
medeplegen van poging tot doodslag;
2.
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt het hof het navolgende.
Dr. Th.A.M. Deenen, kinder- en jeugdpsycholoog, komt in zijn rapport van 12 mei 2008 tot de conclusie dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit een zodanige gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond, dat de feiten, indien bewezen, verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend.
R. Jansen, aios psychiatrie, onder supervisie van F. Bish, forensisch psychiater, stelt in haar rapport van 2 juni 2008 vast dat ten tijde van de ten laste gelegde feiten bij verdachte sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Zij stelt dat verdachte, vanuit zijn gebrekkige gewetensfunctie, zijn hoge beïnvloedbaarheid door situaties en mededaders, en zijn onvermogen om ernst en consequenties van gedragingen voldoende te overzien, enigszins verminderd in staat is om adequate sturing te geven aan zijn gedrag.
Het hof neemt voornoemde conclusies over en maakt die tot de zijne, in zoverre dat het hof vaststelt dat verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten leed aan een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, waardoor die feiten hem in enigszins verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Het hof acht verdachte overigens strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de gepleegde feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan. Het hof heeft daarbij gelet op de persoon van verdachte die minderjarig is. Het hof neemt daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing.
Verdachte heeft in de periode van 15 mei 2007 tot en met 4 november 2007, samen met zijn mededader, een groot aantal sieraden en een digitale camera die toebehoorden aan [slachtoffer 2] gestolen. Door het plegen van dit feit hebben verdachte en zijn mededaders blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendom van anderen.
Op 17 februari 2008 heeft verdachte, samen met zijn mededader, terwijl hij onder invloed van alcohol en - naar eigen zeggen - drugs verkeerde, zonder dat hij zelf wist of daar een aanleiding voor bestond, zodanig geweld op [slachtoffer 1] uitgeoefend, dat de omstandigheid dat [slachtoffer 1] daaraan niet is overleden geheel buiten de macht van verdachte en zijn mededader lag. Verdachte en zijn mededader hebben het slachtoffer, dat op de grond lag, onder meer verschillende keren met geschoeide voet hard tegen het hoofd geschopt. Vervolgens hebben zij het slachtoffer aan zijn lot overgelaten. Verdachte heeft met zijn handelen bewust het risico aanvaard dat een persoon door zijn handelen het leven zou verliezen.
Het hof heeft voorts gelet op het verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 12 januari 2009, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder wegens vermogens- en geweldsdelicten is vervolgd en veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht het hof oplegging van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk. Nu het hof tot een andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de advocaat-generaal zal het hof de duur van de jeugddetentie beperken.
Motivering van de op te leggen maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
Door de rechtbank is in eerste aanleg aan verdachte naast een jeugddetentie tevens de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal eveneens oplegging van deze maatregel gevorderd.
Door en namens verdachte is de noodzaak hem die maatregel op te leggen betwist. Verdachte en zijn raadsman menen dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel met ambulante behandeling en strikte voorwaarden een betere afdoening van de zaak opleveren.
Het hof overweegt dienaangaande het volgende.
In een Pro Justitia Rapport d.d. 16 oktober 2007 stelt drs. A.A.C.M. Lenssen, kinder- en jeugdpsychiater, over verdachte - kort weergegeven - dat sprake is van een vertraagde en pathologische ontwikkeling en dat de ouders pedagogisch onmachtig zijn. [verdachte] werd, ten aanzien van het toen tenlastegelegde feit, gezien als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar en de kans op recidive werd toen voornamelijk bepaald door zijn beïnvloedbaarheid, de gebrekkige empathische vermogens en het ontbreken van een adequate dagbesteding. Gepleit werd voor een ambulante behandeling en bij recidivering werd een onderzoek naar een PIJ-maatregel geadviseerd.
In een Pro Justitia Rapport d.d. 18 oktober 2007 stelt dr. Deenen, voornoemd, over verdachte - kort gezegd - dat sprake is van een ernstige gedragsstoornis die zich waarschijnlijk verder negatief zal ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis op latere leeftijd. Er is sprake van pedagogische onmacht bij de ouders, ondanks hun grote betrokkenheid. [verdachte] werd, ten aanzien van het toen tenlastegelegde feit, als licht verminderd toerekeningsvatbaar gezien. De kans op recidive werd toen als groot beoordeeld. Mocht daadwerkelijk sprake zijn van recidivering werd een onderzoek naar de wenselijkheid van een PIJ-maatregel aangewezen.
In zijn hiervoor genoemde rapport van 12 mei 2008 schrijft dr. Deenen onder meer over verdachte:
"[verdachte] is te zien als een jonge jongen met een laaggemiddelde intelligentie bij wie sprake is van een ernstige gedragsstoornis (Conduct disorder) die zich zonder intensieve begeleiding en behandeling zeker verder zal ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis op latere leeftijd. Reeds nu zijn enkele trekken van het cluster-B waarneembaar, met name antisociale en narcistische trekken. Een borderline ontwikkeling kan ook niet uitgesloten worden, met name niet omdat er aanwijzingen zijn voor een sociaal-emotionele retardatie. [verdachte] neemt te weinig verantwoording voor zijn eigen gedrag, bagatelliseert het delictgedrag en geeft de schuld aan zijn mededader en verliest daarbij zijn eigen actieve aandeel uit het oog. Hij kan zich niet verplaatsen in de rol van de slachtoffers en heeft geen benul van wat de overvallen bij hen teweeg brengt of zou kunnen brengen."
en
"Qua hulpverlening is de afgelopen jaren veel gedaan, met name in de ambulante sfeer. Naast de reguliere extra aandacht op school is reeds een traject in werking gezet en heeft dit maar deels positief resultaat opgeleverd. Van school is hij gestuurd naar een project Time-out en later naar Op de Rails. Ook heeft hij contacten met De Waag gehad en zijn er contacten met de Raad en met Bureau Jeugdzorg. Ondanks deze intensieve zorg is het toch weer fout gelopen. Voor de hand ligt om in termen van hulpverlening nu zwaarder in te grijpen, indien bewezen, om daarmee nieuwe recidiven en een verdere negatieve ontwikkeling te voorkomen."
en
"Gegeven de recente veroordeling en het nu alweer recidiveren, indien bewezen, is conform eerdere adviezen nu een klinische behandeling te overwegen. Naar mijn idee geeft daarbij een onvoorwaardelijke maatregel PIJ de beste garantie om nieuwe recidiven te voorkomen."
In haar hiervoor genoemde rapport van 2 juni 2008 schrijft mevrouw Jansen onder meer over verdachte:
"Er is bij onderzochte sprake van een pathologische persoonlijkheidsontwikkeling in de zin van een ernstige gedragsstoornis, beginnend in de kinderleeftijd. Zonder verdere intensieve behandeling en begeleiding zal deze zich zeer zeker verder ontwikkelen tot een persoonlijkheidsstoornis op latere leeftijd."
en
"Het betreft een relatief jonge jongen die voor zijn leeftijd al veel contact met justitie heeft, en waarbij er qua ambulante hulpverlening in de afgelopen jaren al veel is gedaan. Ondanks het hervatten van school, en de recentelijk ingezette intensieve gezinsbegeleiding, welke allebei goed leken te lopen, is het toch weer fout gegaan. Indien bewezen gaat het om recidivering binnen de proeftijd met soortgelijke delicten waarvoor eerder veroordeling. Hieruit kan geconcludeerd worden dat ambulante begeleiding en behandeling onvoldoende sturend en corrigerend effect heeft."
en
"De prognose met betrekking tot strafbare feiten, indien bewezen, is zeker ongunstig als er geen verdergaande behandeling en begeleiding zal volgen. Gezien eerdere intensieve begeleidingstrajecten in de thuissituatie onvoldoende effectief zijn gebleken in het voorkomen van recidivering, lijkt een klinische behandeling voor de verdere toekomst noodzakelijk."
In haar adviesrapportage d.d. 5 februari 2009 schrijft mevrouw F. Jutstra van Jeugdreclassering onder meer het volgende:
"De Jeugdreclassering sluit zich aan bij het advies van de psycholoog en psychiater van het NIFP die in opdracht van de officier van justitie [verdachte] hebben onderzocht. De Jeugdreclassering is van mening dat de PIJ-maatregel noodzakelijk is, omdat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten en intensieve begeleiding vanuit een verplicht ambulant kader onvoldoende toereikend is om herhaling van een misdrijf te voorkomen."
Verdachte wordt schuldig bevonden aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten.
Op grond van de hier vermelde bevindingen van de jeugdreclassering en de deskundigen Deenen, Jansen en Bish voornoemd, welke bevindingen het hof tot de zijne maakt, is het hof van oordeel dat een gerechtvaardigde vrees bestaat dat verdachte, indien geen behandeling plaatsvindt, opnieuw zal overgaan tot het plegen van strafbare feiten.
Het hof oordeelt voorts dat gerechtvaardigde vrees bestaat dat verdachte onvoldoende in staat zal zijn om aan een ambulante vorm van behandeling te blijven meewerken.
Daarom eist de veiligheid van anderen dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen wordt opgelegd.
Bovendien oordeelt het hof op basis van genoemde bevindingen van jeugdreclassering en de deskundigen dat een behandeling van verdachte in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte. Ondanks de pogingen die in het verleden zijn ondernomen om een behandeling ambulant te laten plaatsvinden, is het niet gelukt te voorkomen dat verdachte zich opnieuw aan een zeer ernstig delict schuldig heeft gemaakt. Klinische behandeling van verdachte is nu naar het oordeel van het hof in het belang van zijn verdere ontwikkeling noodzakelijk. Ook daarom is oplegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen aangewezen.
Het hof is dan ook van oordeel dat aan verdachte de PIJ-maatregel moet worden opgelegd.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzittingen van het hof is gebleken, dat [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], zich in het geding in eerste aanleg als benadeelde partij heeft gevoegd, en dat zijn vordering in eerste aanleg is toegewezen tot een bedrag van € 1.260,--. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep in zoverre voort.
Het hof overweegt dat aannemelijk is geworden dat voormelde benadeelde partij rechtstreekse schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit. De hoogte daarvan kan, nu verdachte daar geen verweer tegen heeft gevoerd, naar het oordeel van het hof worden vastgesteld op € 1.260,--. Indien dit bedrag door de mededader geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, zal verdachte in zoverre zijn bevrijd.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Beslissing op de vorderingen na voorwaardelijke veroordeling
parketnummer 07/610031-07
Bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 14 december 2007 is veroordeelde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van twee maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting van het hof is voormeld vonnis onherroepelijk geworden op 29 december 2007. De proeftijd is ingegaan op 29 december 2007. De officier van justitie vordert d.d. 4 juni 2008 dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde straf, ten aanzien waarvan bij voormeld vonnis bevel was gegeven, dat deze voorwaardelijk niet zou worden tenuitvoergelegd, om reden, dat veroordeelde zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
Nu gebleken is dat veroordeelde de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof de tenuitvoerlegging gelasten van twee maanden jeugddetentie.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 63 (oud), 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77s, 77dd(oud), 77ee, 77gg, 287, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart het verdachte onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde bewezen, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot jeugddetentie voor de duur van zeven maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
legt aan veroordeelde tevens de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen op;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 primair en onder 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de kinderrechter te Zwolle-Lelystad van 14 december 2007 voorwaardelijk opgelegde straf, te weten:
jeugddetentie voor de duur van twee maanden;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van duizend tweehonderdzestig euro;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt
- tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van duizend tweehonderdzestig euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende jeugddetentie voor de duur van vijfentwintig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
met dien verstande, dat indien de mededader van veroordeelde dit bedrag of een gedeelte daarvan heeft betaald, de veroordeelde in zoverre is of zal zijn bevrijd;
bepaalt daarbij dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. P.J.M. van den Bergh en mr. G.J. Niezink, in tegenwoordigheid van mr. A. Meester als griffier, zijnde mr. Niezink voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.