ECLI:NL:GHARN:2009:BH6063
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- O. Anjewierden
- A. Dijkstra
- H. Elzinga
- Rechtspraak.nl
Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na diefstal en oplichting
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor diefstal, oplichting en flessentrekkerij, en het hof moest nu oordelen over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde had uit zijn strafbare feiten een voordeel van € 2.250,00 verkregen, wat door het hof werd bevestigd. Het hof verwierp het gevoerde draagkrachtverweer van de veroordeelde, waarbij werd gesteld dat hij niet in staat zou zijn om het bedrag te betalen. Het hof oordeelde dat de draagkracht van de veroordeelde pas in de executiefase aan de orde kan worden gesteld, en dat er geen omstandigheden waren die het hof noopten om van zijn matigingsbevoegdheid gebruik te maken.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde de veroordeelde de verplichting op om het bedrag van € 2.250,00 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en is gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de veroordeelde en proces-verbalen van de politie. De veroordeelde had bekend dat hij 45 autostoelen had gestolen en deze voor € 50,00 per stuk had verkocht, wat leidde tot het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 2.250,00. Het hof heeft artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast in zijn beslissing.