ECLI:NL:GHARN:2009:BH6063

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001655-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel na diefstal en oplichting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor diefstal, oplichting en flessentrekkerij, en het hof moest nu oordelen over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde had uit zijn strafbare feiten een voordeel van € 2.250,00 verkregen, wat door het hof werd bevestigd. Het hof verwierp het gevoerde draagkrachtverweer van de veroordeelde, waarbij werd gesteld dat hij niet in staat zou zijn om het bedrag te betalen. Het hof oordeelde dat de draagkracht van de veroordeelde pas in de executiefase aan de orde kan worden gesteld, en dat er geen omstandigheden waren die het hof noopten om van zijn matigingsbevoegdheid gebruik te maken.

Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en legde de veroordeelde de verplichting op om het bedrag van € 2.250,00 aan de Staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan na onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en is gebaseerd op wettige bewijsmiddelen, waaronder verklaringen van de veroordeelde en proces-verbalen van de politie. De veroordeelde had bekend dat hij 45 autostoelen had gestolen en deze voor € 50,00 per stuk had verkocht, wat leidde tot het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel van € 2.250,00. Het hof heeft artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht toegepast in zijn beslissing.

Uitspraak

Arrest van 13 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 4 juli 2006, in de zaak strekkende tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel tegen:
[veroordeelde],
geboren op [1959] te [geboorteplaats],
ingeschreven te [woonplaats], [adres],
thans verblijvende in PI Zuid West - HvB De Torentijd te Middelburg,
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft bij voormeld vonnis, op tegenspraak gewezen, onder verwijzing naar het vonnis d.d. 4 juli 2006 van voormelde rechtbank Zwolle-Lelystad in de strafzaak met parketnummer 07-607506-05, het door veroordeelde door middel van en/of uit baten van de door hem gepleegde strafbare feiten wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op tweeduizend tweehonderdvijftig euro en hem de verplichting opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen, ter ontneming van dat voordeel.
Gebruik van het rechtsmiddel
De veroordeelde is op de voorgeschreven wijze en tijdig van voormelde uitspraak in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op € 2.250,00 en veroordeelde de verplichting zal opleggen dat bedrag ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, vernietigen en opnieuw recht doen.
De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De veroordeelde is bij arrest van dit hof ([parketnummer]) ter zake van:
onder 1 primair:
diefstal, gepleegd op 10 oktober 2005 in de gemeente [gemeente1];
onder 2 primair:
diefstal, gepleegd op 7 juni 2005 in de gemeente [gemeente2];
onder 3 subsidiair:
oplichting, gepleegd in de periode van 19 september 2005 tot en met 20 september 2005 in de gemeente [gemeente3];
onder 4:
een beroep of gewoonte maken van het kopen van goederen met het oogmerk om zonder volledige betaling zich of een ander de beschikking over die goederen te verzekeren, meermalen gepleegd in de periode van 1 juni 2005 tot en met 14 oktober 2005, gepleegd te [plaats1], [plaats2], [plaats3] en [plaats4].
veroordeeld tot straf.
De veroordeelde heeft uit het bewezen verklaarde handelen voordeel verkregen. Er zijn tevens voldoende aanwijzingen dat hij voordeel heeft verkregen door middel van en/of uit baten van soortgelijke feiten als die waarvoor hij is veroordeeld.
Aan de inhoud van wettige bewijsmiddelen ontleent het hof de schatting van dat voordeel op een bedrag van € 2.250,00.
Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft het hof tot uitgangspunt genomen:
1.
Een schriftelijk stuk, te weten een kopie van een proces-verbaal, op 16 december 2005 opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, tactisch rechercheur van de politie regio IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland (pagina's 356 tot en met 359 behorende bij een dossierproces-verbaal met nummer [nummer], onderzoeksnummer [nummer], op 19 december 2005 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent, tactisch rechercheur bij de politie regio IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland, locatie Groningen en [verbalisant 4], brigadier, coördinator binnen de politie regio IJsselland, Bovenregionale Recherche Noord en Oost Nederland, locatie Groningen), zakelijk weergegeven inhoudende:
Als relaas van (een van) verbalisant(en):
Wij hebben een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van verdachte [veroordeelde], geboren op [1959] te [geboorteplaats]. [verdachte] bekende dat hij in totaal 45 autostoelen had weggenomen, die hij per stuk verkocht voor een bedrag van € 50,00. Hij verklaarde dat hij voor het plegen van de strafbare feiten geen kosten had gemaakt. Hij verklaarde dat de totale buit in ieder geval € 2.250,00 had bedragen. Het wederrechtelijk verkregen voordeel bedroeg derhalve € 2.250,00.
2.
Een schriftelijk stuk, te weten een proces-verbaal met nummer [nummer] op 15 december 2005 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 1] voornoemd (pagina's 360 en 361 behorende bij het onder 1. behorende dossierproces-verbaal), zakelijk weergegeven inhoudende:
Als verklaring van verdachte:
In totaal heb ik 45 stoelen uit de door mij verduisterde voertuigen weggenomen en verkocht. Per stoel ontving ik € 50,00. Ik heb dus in totaal € 2.250,00 voor de door mij verkochte autostoelen ontvangen.
Het hof zal op grond van het voorgaande aan de veroordeelde de verplichting opleggen om € 2.250,00 euro ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te betalen.
Ter zitting van het hof heeft de raadsman van veroordeelde een draagkrachtverweer gevoerd.
Sinds de wijziging met betrekking tot artikel 36e, lid 4 van het Wetboek van Strafrecht bij Wet van 8 mei 2003 (Stb. 2003, 202), in werking getreden op 1 september 2003, en gelet op de Memorie van Toelichting bij die wet, dient de draagkracht van de veroordeelde in beginsel pas in de executiefase aan de orde te worden gesteld, en wel op de voet van het bepaalde in artikel 577b van het Wetboek van Strafvordering.
Uitsluitend in die gevallen waarin vooraf al vaststaat dat veroordeelde in de toekomst in het geheel niet zal kunnen betalen, kan de rechter gebruik maken van zijn matigingsbevoegdheid. Dergelijke omstandigheden zijn het hof niet gebleken.
Het hof verwerpt op grond van het bovenstaande het gevoerde draagkrachtverweer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
stelt het bedrag waarop het door veroordeelde [veroordeelde] voornoemd wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 2.250,00 (tweeduizend tweehonderdvijftig euro);
legt de veroordeelde [veroordeelde] voornoemd de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag van € 2.250,00 (tweeduizend tweehonderdvijftig euro) ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. A. Dijkstra en
mr. H. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.