ECLI:NL:GHARN:2009:BH6002

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-003126-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • A. Dijkstra
  • H. Elzinga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak wegens niet bewezen ongeldig rijbewijs in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte was beschuldigd van het rijden met een ongeldig verklaard rijbewijs, in strijd met artikel 9 lid 2 van de Wegenverkeerswet 1994. Tijdens de zitting bleek uit een brief van de RDW dat het rijbewijs van de verdachte door het CBR ongeldig was verklaard. Echter, uit de bijlage bij deze brief bleek dat de geldigheid van het rijbewijs op het moment van de tenlastelegging was geschorst en dat het rijbewijs feitelijk was ingeleverd. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat het rijbewijs ongeldig was verklaard, waardoor de verdachte van het ten laste gelegde feit moest worden vrijgesproken.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en sprak de verdachte vrij van de hem ten laste gelegde feiten. De verdachte was niet ter terechtzitting verschenen, maar zijn raadsman was wel aanwezig. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof de verdachte schuldig zou verklaren en een geldboete zou opleggen, maar het hof oordeelde anders. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om de juiste juridische procedures te volgen bij het formuleren van tenlasteleggingen.

De uitspraak van het hof is een belangrijke reminder dat de rechtsstaat en de bescherming van de rechten van de verdachte voorop staan, en dat zonder overtuigend bewijs een veroordeling niet kan plaatsvinden. Het hof heeft in deze zaak recht gedaan door de verdachte vrij te spreken, wat de integriteit van het rechtssysteem onderstreept.

Uitspraak

Arrest van 13 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 26 november 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1981] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte,
mr. P.J. Stronks, advocaat te Amsterdam.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De raadsman van verdachte heeft verklaard niet uitdrukkelijk te zijn gemachtigd de verdachte bij diens afwezigheid te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 340,00 subsidiair 6 dagen vervangende hechtenis en een werkstraf van de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Hieronder is opgenomen het verdachte ten laste gelegde, zoals vermeld op de inleidende dagvaarding.
Verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 november 2006 in de gemeente [gemeente] terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of categorieën was afgegeven, op de weg, [weg], als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft bestuurd.
Vrijspraak
In het dossier bevindt zich een brief van de RDW d.d. 26 maart 2007, met een daaraan gehechte bijlage. In de brief is opgenomen dat uit het Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister (CRB) is gebleken dat het rijbewijs van verdachte vanaf 20 oktober 2006 door het CBR ongeldig is verklaard.
Uit de aan de brief gehechte bijlage, inhoudende een gegevensuitdraai uit het computersysteem van het CRB, blijkt echter dat de geldigheid van verdachtes rijbewijs op 20 oktober 2006 is geschorst en dat het rijbewijs op 16 november 2006 feitelijk is ingeleverd. Op grond van hetgeen uit de gegevensuitdraai is gebleken, had het in de rede gelegen een tenlastelegging te formuleren op grond van artikel 9, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het hof acht op grond van het voorgaande niet bewezen dat verdachtes rijbewijs ongeldig was verklaard, zodat hij van het hem ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde niet bewezen en spreekt hem daarvan vrij.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, mr. A. Dijkstra en mr. H. Elzinga, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier, zijnde mr. Elzinga voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.