ECLI:NL:GHARN:2009:BH5409

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000168-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling en bedreiging van een politieagent

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte is beschuldigd van mishandeling en bedreiging van een politieagent, gepleegd op 24 februari 2007. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De verdachte heeft tijdig hoger beroep aangetekend.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft het hof het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangever, een adspirant agent van politie, voldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. De aangever had verklaard dat de verdachte hem in het gezicht had geslagen en tegen zijn been had getrapt, en dat hij bedreigd was met de dood. Het hof achtte de verklaringen van de aangever geloofwaardig en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. Het hof heeft daarbij ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, waaruit bleek dat hij niet eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten. Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, met een voorwaardelijk deel van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis, en een proeftijd van twee jaren. Dit arrest is ondertekend door de rechters en griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000168-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-600466-07
Arrest van 10 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 januari 2008 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1960] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. S.A. Wilman, advocaat te Leeuwarden.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen ter zake het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan 30 uren voorwaardelijk, subsidiair 15 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 februari 2007 in de gemeente[gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [verbalisant], adspirant agent van politie), (met kracht) in het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of op/tegen het linkerbeen, in ieder geval op/tegen het lichaam, heeft geschopt/getrapt waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 24 februari 2007 in de gemeente [gemeente] [verbalisant], adspirant agent van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Verdachte wordt - zakelijk weergegeven - verweten dat hij [verbalisant] heeft mishandeld en bedreigd.
Uit een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door aangever [verbalisant] is gebleken dat verdachte aangever in het gezicht heeft geslagen en tegen zijn bovenbeen heeft getrapt. Voorts is gebleken dat verdachte hem mondeling heeft bedreigd met de dood. Ter zitting van het hof heeft verdachte ontkend dat hij de aangever heeft mishandeld en bedreigd.
Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van de verweten gedragingen dronken was. Het hof ziet hierin aanleiding voorbij te gaan aan de ontkenning van verdachte.
Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 en 2 aan verdachte is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 februari 2007 in de gemeente [gemeente] opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [verbalisant], adspirant agent van politie), met kracht in het gezicht heeft geslagen en tegen het linkerbeen heeft getrapt waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 24 februari 2007 in de gemeente [gemeente] [verbalisant], adspirant agent van politie, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [verbalisant] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood."
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
onder 1: mishandeling;
onder 2: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich op 24 februari 2007 schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Op die dag is er een ruzie ontstaan tussen verdachte en een familielid in een perceel gelegen aan de [straat] te [gemeente]. Op dat moment bevond de aangever zich in een belendend perceel. Naar aanleiding van het geschreeuw en gestommel in de aangrenzende woning heeft aangever poolshoogte genomen, met het doel zonodig te bemiddelen in de ruzie. Verdachte heeft echter de goede bedoeling van de aangever op agressieve wijze in de kiem gesmoord door hem te slaan en te trappen, alsmede door hem mondeling met de dood te bedreigen.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 25 november 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het vorengaande, in onderling verband en samenhang bezien, is oplegging van een werkstraf, zoals door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, een passende bestraffing. Mede met het doel om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, zal het hof een deel van deze werkstraf voorwaardelijk opleggen.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud), 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van tachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van veertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat een gedeelte van de werkstraf groot dertig uren, subsidiair vijftien dagen vervangende hechtenis, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. H.J. Deuring en mr. W. Foppen, in tegenwoordigheid van mr. L. Keekstra als griffier, zijnde mr. Wemes voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.