ECLI:NL:GHARN:2009:BH5257

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-001468-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot oplichting met valse hoedanigheid en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 maart 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1977, was eerder veroordeeld voor een poging tot oplichting. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een straf en had beslist op de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding. De verdachte heeft tijdig hoger beroep ingesteld. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw van de verdachte verklaard dat zij gemachtigd was om de verdachte te verdedigen. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zou worden verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding.

Het hof heeft vastgesteld dat er geen proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg was opgemaakt, waardoor het hof niet kon beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden. Om deze reden heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot oplichting door zich voor te doen als medewerker van de belastingdienst en de benadeelde te verzoeken een betaling te doen op een rekening die toebehoorde aan de verdachte. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, rekening houdend met eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten.

De vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij is niet met voldoende bewijs gestaafd, waardoor het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn vordering. De kosten van het geding zijn voor rekening van de benadeelde partij, die in dit geval op nihil zijn begroot. Het arrest is gewezen door een meervoudige strafkamer van het hof, met mr. S.H. Wachter als voorzitter.

Uitspraak

Parketnummer: 24-001468-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-601231-06
Arrest van 9 maart 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 oktober 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1977] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsvrouw van verdachte mr. E.I.B. Hoffman, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot een straf en beslist op de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsvrouw van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn
verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden en dat de benadeelde partij in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De beslissing op het hoger beroep
Van de terechtzitting in eerste aanleg is geen proces-verbaal opgemaakt. Daarom kan het hof niet beoordelen of het onderzoek in eerste aanleg overeenkomstig de wet heeft plaatsgevonden en of het vonnis aan de wettelijke eisen voldoet. Het vonnis zal reeds om deze reden worden vernietigd en het hof zal opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 23 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid in die periode meermalen, althans eenmaal telefonisch contact heeft opgenomen met die [benadeelde] en/of een huisgenoot van die [benadeelde] en/of die [benadeelde] heeft meegedeeld dat hij, verdachte, als medewerker van de belastingdienst die [benadeelde] informeerde over het inwilligen van een verzoek tot uitstel van betaling en/of die [benadeelde] heeft verzocht een voor de belastingdienst bestemde betaling te voldoen door het overmaken van dat geld naar een door hem, verdachte, genoemde rekening (welke rekening van verdachte was), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 23 juni 2006 tot en met 30 juni 2006 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde] te bewegen tot de afgifte van een geldbedrag, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid in die periode meermalen telefonisch contact heeft opgenomen met die [benadeelde] en een huisgenoot van die [benadeelde] en die [benadeelde] heeft meegedeeld dat hij, verdachte, als medewerker van de belastingdienst die [benadeelde] informeerde over het inwilligen van een verzoek tot uitstel van betaling en die [benadeelde] heeft verzocht een voor de belastingdienst bestemde betaling te voldoen door het overmaken van dat geld naar een door hem, verdachte, genoemde rekening (welke rekening van verdachte was), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
poging tot oplichting.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot oplichting van [benadeelde]. Verdachte heeft zich voorgedaan als medewerker van de belastingdienst en aan [benadeelde] het rekeningnummer van verdachte doorgegeven als zijnde het rekeningnummer van de belastingdienst waarop door [benadeelde] hetgeen hij aan de belastingdienst was verschuldigd kon worden voldaan. Door zo te handelen heeft verdachte gepoogd [benadeelde] financiële schade toe te brengen.
Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de ad informandum ten laste gelegde feiten.
Het hof is van oordeel dat - in aanmerking genomen dat verdachte blijkens een hem betreffend Uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 10 december 2008 eerder is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder vermogensdelicten - niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het hof acht de in eerste aanleg opgelegde en door de advocaat-generaal in hoger beroep gevorderde gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, dat hij in zijn vordering tot schadevergoeding in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard en dat hij zich in het geding in hoger beroep opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
De vordering tot schadevergoeding is niet met bescheiden gestaafd. Derhalve dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering tot schadevergoeding, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 63 (oud) en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vier maanden;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. J. Hielkema en mr. M. Lolkema, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Lolkema voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.