ECLI:NL:GHARN:2009:BH3441

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
19 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002911-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens bedreiging en vernieling met voorwaardelijke gevangenisstraf en werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 19 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1967, werd beschuldigd van bedreiging en vernieling. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een straf, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof verleende verstek tegen de niet verschenen verdachte en behandelde de zaak op basis van de ingediende stukken.

De advocaat-generaal vorderde dat het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou verklaren in de vervolging voor feit 1, en dat de verdachte voor feit 2 en 3 zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk. Het hof oordeelde dat de klacht voor feit 1 ontbrak, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging voor dit feit.

Het hof achtte bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging van zijn ex-echtgenote en haar familie, alsook aan het onbruikbaar maken van haar auto. De bedreigingen waren gedaan via sms-berichten en waren van een ernstige aard. Het hof overwoog dat de verdachte, ondanks zijn eerdere schone strafblad, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf diende te krijgen, maar besloot deze om redenen van tijdsverloop en het ontbreken van recidive om te zetten in een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met daarnaast een werkstraf van zestig uren. De uitspraak werd gedaan met inachtneming van de relevante wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Parketnummer: 24-002911-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-607158-05
Arrest van 19 februari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 11 december 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1967] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het openbaar ministerie ten aanzien van feit 1 niet- ontvankelijk zal verklaren in de vervolging, en verdachte ten aanzien van feit 2 en 3 zal veroordelen tot een gevangenisstraf van vier maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 1 juli 2004 tot en met 5 april 2005 in de gemeente [pleeggemeente], in elk geval in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, (telkens) met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers is/heeft hij, verdachte, (voortdurend) meermalen, in ieder geval éénmaal, in voornoemde periode
- voornoemde [slachtoffer] achtervolgd en/of (vervolgens) te voorschijn gesprongen
en/of (vervolgens) naar voornoemde [slachtoffer] diverse dingen geroepen en/of
(vervolgens) achter voornoemde [slachtoffer] aangerend en/of aangelopen en/of
- zich in de woning van voornoemde [slachtoffer] begeven (zonder haar toestemming
en/of medeweten) (terwijl voornoemde [slachtoffer] niet in haar woning aanwezig
was) en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer] laten weten dat hij, verdachte,
in haar woning is geweest en/of
- sms-berichten gestuurd naar voornoemde [slachtoffer], waarin hij, verdachte onder
andere voornoemde [slachtoffer] uitmaakt voor "nikkerslet" en/of "(kanker)hoer"
en/of (familie en/of vrienden van) voornoemde [slachtoffer] bedreigd en/of aangeeft
dat hij, verdachte, voor voornoemde [slachtoffer] een advertentie op het internet
gaat plaatsen en/of aangeeft dat de auto van voornoemde [slachtoffer] niet meer zal
rijden en/of
- voornoemde [slachtoffer] gebeld en/of
- de voicemail van voornoemde [slachtoffer] ingesproken, waarin hij, verdachte,
onder andere aangeeft dat hij, verdachte, voornoemde [slachtoffer] op het internet
gaat zetten en/of dat de auto van voornoemde [slachtoffer] het nooit meer doet,
tenzij voornoemde [slachtoffer] hem, verdachte, binnen een kwartier terugbelt en/of
hij, verdachte, haar waarschuwt en/of hij, verdachte, aangeeft dat hij weet dat
voornoemde [slachtoffer] haar 'kut' heeft geschoren, omdat hij, verdachte, in haar
badkamer is geweest en/of
- een advertentie op het internet heeft geplaatst met de volgende tekst: "Ik ben
35 jaar, ik ben nu gescheiden, ik ben nu 6 maanden alleen, ik ben nu op zoek
naar een pleziertje, wie o wie?", althans woorden van gelijke aard of strekking
en/of daarbij een gedeelte van de naam van voornoemde [slachtoffer] ('[voornaam]') en
haar telefoonnummer heeft geplaatst.
2.
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 28 februari tot en met
28 maart 2005 in de gemeente [pleeggemeente], in elk geval in Nederland, (telkens)
[slachtoffer] en/of familie en/of vrienden van voornoemde [slachtoffer] heeft bedreigd
(telkens) met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend
de woorden toegevoegd (door middel van sms-berichten):
- "Ik maak je af, ik ben het zat, je bent een slechte moeder, ik heb de
sleutel van je huis, ik kom binnen en schiet je voor je kop of steek je
neer, het is maar net hoe het uitkomt." en/of
- "Zodra ik weet wie het is, gaat die bloeden. Net geregeld hihihi." en/of
- "Elke dag dat je niet thuis bent, kom ik je zoeken en ik zal je vinden!
Wedden?" en/of
- "Kom om 5 uur langs, anders laat ik zaterdag hem kapot steken, wat jij wil."
en/of
- "Internet, auto, negerdood.... Geen probleem." en/of
- "Begraven of cremeren?" en/of
- "Pakken we [voornaam] toch eerst, geen probleem." en/of
- "Gelukkig hebben me vriendjes een kanker hekel aan nikkers, dus alles komt
goed." en/of
- "Een keer politie en dan gaan ik beginnen met de mensen om je heen die je
lief hebt. Jij hebt al maanden een vriend." en/of
- "Maar stop met die neger. Anders gebeuren er rare dingen met hem en dat is
niet eerlijk.",
althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij op één of meerdere tijdstippen in de periode van 01 juli 2004 tot en met
05 april 2005 in de gemeente [pleeggemeente] (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk
een auto, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
(telkens) heeft onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, (telkens) de
motorkap van voornoemde auto opengemaakt en/of (vervolgens) (telkens) de
stekker van de bobine losgemaakt, waardoor voornoemde auto (telkens)
onbruikbaar was;
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
De onder 1 ten laste gelegde belaging is een klachtdelict. Nu deze klacht in het dossier ontbreekt en ook ter terechtzitting niet van het bestaan van een klacht dan wel van de uitdrukkelijke bedoeling van [slachtoffer] dat verdachte ter zake van belaging zou worden vervolgd, is gebleken, dient het openbaar ministerie - overeenkomstig zijn vordering - niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vervolging ten aanzien
van feit 1.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij in de periode van 28 februari 2005 tot en met 28 maart 2005 in Nederland, (telkens) [slachtoffer] en familie of vrienden van voornoemde [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd (door middel van sms-berichten):
- "Ik maak je af, ik ben het zat, je bent een slechte moeder, ik heb de
sleutel van je huis, ik kom binnen en schiet je voor je kop of steek je
neer, het is maar net hoe het uitkomt." en
- "Zodra ik weet wie het is, gaat die bloeden. Net geregeld hihihi." en
- "Elke dag dat je niet thuis bent, kom ik je zoeken en ik zal je vinden!
Wedden?" en
- "Kom om 5 uur langs, anders laat ik zaterdag hem kapot steken, wat jij wil."
en
- "Internet, auto, negerdood.... Geen probleem." en
- "Begraven of cremeren?" en
- "Pakken we [voornaam] toch eerst, geen probleem." en
- "Gelukkig hebben me vriendjes een kanker hekel aan nikkers, dus alles komt
goed." en
- "Een keer politie en dan gaan ik beginnen met de mensen om je heen die je
lief hebt. Jij hebt al maanden een vriend." en
- "Maar stop met die neger. Anders gebeuren er rare dingen met hem en dat is
niet eerlijk.".
3.
hij in de periode van 1 juli 2004 tot en met 5 april 2005 in de gemeente [pleeggemeente] opzettelijk en wederrechtelijk een auto, toebehorende aan [slachtoffer], heeft onbruikbaar gemaakt, immers heeft hij, verdachte, de motorkap van voornoemde auto opengemaakt en de stekker van de bobine losgemaakt, waardoor voornoemde auto onbruikbaar was.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de misdrijven:
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 28 februari 2005 tot en met 28 maart 2005 meermalen schuldig gemaakt aan bedreiging van zijn ex-echtgenote [slachtoffer] en familie of vrienden van [slachtoffer]. Tevens heeft hij haar auto onbruikbaar gemaakt. Dit alles heeft plaatsgevonden in een verstoorde relatiesfeer. Door op een dergelijke intimiderende en bedreigende wijze op te treden heeft hij bij voornoemde [slachtoffer] angst teweeggebracht.
Het hof heeft bij de straftoemeting in aanmerking genomen dat verdachte - blijkens een hem betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 25 november 2008 - niet eerder is veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat aan verdachte in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf dient te worden opgelegd. Daar staat tegenover dat de bewezenverklaarde feiten inmiddels enkele jaren geleden hebben plaatsgevonden en verdachte sindsdien - klaarblijkelijk - niet opnieuw (soortgelijke) feiten heeft gepleegd. Het hof zal daarom de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen. Deze heeft mede als doel om verdachte ervan te weerhouden opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen. Het hof zal daarnaast een werkstraf van na te melden duur opleggen. Doordat het hof komt tot een andere bewezenverklaring dan de rechter in eerste aanleg heeft ook dit gevolgen voor de hoogte van de op te leggen straf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b (oud), 14c, 22c (oud), 22d, 57 (oud), 63 (oud), 285(oud) en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart ten aanzien van feit 1 het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging;
verklaart het verdachte onder 2 en 3 ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van één maand;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van zestig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de voormelde werkstraf geheel in mindering wordt gebracht, berekend naar de maatstaf van twee uren werkstraf per dag.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. P. Koolschijn, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. A.J. Rietveld, in tegenwoordigheid van
mr. M. Zevenhuizen als griffier, zijnde mr. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.