ECLI:NL:GHARN:2009:BH3032

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
16 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000272-08
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schuldheling en diefstal van een boot en buitenboordmotor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 16 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, geboren in 1979 en woonachtig in [woonplaats], werd beschuldigd van schuldheling en diefstal van een boot en een buitenboordmotor. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden. De verdachte had een rubberboot van het merk Zodiac en een buitenboordmotor van het merk Johnson gekocht van een onbekende man op een parkeerplaats, zonder navraag te doen naar de herkomst van de goederen. Het hof oordeelde dat de verdachte had moeten vermoeden dat de goederen door misdrijf waren verkregen, gezien de omstandigheden van de aankoop en de prijs die hij ervoor had betaald. De verdachte had de boot en motor vervolgens doorverkocht voor € 750,00. Het hof achtte de verdachte schuldig aan schuldheling en diefstal van een buitenboordmotor, die op 26 augustus 2006 was gestolen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij de tijd die hij in verzekering had doorgebracht in mindering werd gebracht. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de schade niet rechtstreeks was toegebracht door het bewezen verklaarde feit. Het hof gelastte ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000272-08
Parketnummer eerste aanleg: 07-470514-06
Arrest van 16 februari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad van 30 augustus 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.H. Rump, advocaat te Zwolle.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en heeft voorts beslist op de vordering van de benadeelde partij en op een vordering tot tenuitvoerlegging, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte ter zake van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden met aftrek alsmede dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering en heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de aan verdachte bij vonnis van de politierechter te Zwolle voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van drie maanden.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 11 juli 2006 tot en met 18 juli 2006 in de gemeente [gemeente 1] en/of te of nabij [plaats 3] in de gemeente [gemeente 3], in elk geval in Nederland, een boot (merk Zodiac) en/of een buitenboordmotor (merk Johnson) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot en/of buitenboordmotor redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. primair
hij op of omstreeks 26 augustus 2006 te of nabij [plaats 2] in de gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit/vanaf een aan of nabij de [kade] afgemeerde boot heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Yamaha), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Bewijsmiddelen
Het hof bezigt met betrekking tot hetgeen aldus aan verdachte is ten laste gelegd de navolgende bewijsmiddelen:
Feit 1
1. Een proces-verbaal van aangifte, [aangiftenummer], d.d. 12 juli 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van [benadeelde 2]:
Ik doe aangifte van diefstal van een grijze rubberboot van het merk Zodiac, voorzien van een witte buitenboordmotor van het merk Johnson. Deze goederen zijn mijn eigendom. Gisteravond 11 juli 2007 omstreeks 23.00 uur heb ik de boot nog zien liggen. Vandaag 12 juli 2006 omstreeks 15.00 uur was de rubberboot met buitenboordmotor weg.
In de aangehechte goederenbijlage staat de waarde van de goederen, te weten € 600,- en € 1500,-.
2. Een proces-verbaal van verhoor, [verhoornummer 1], d.d. 10 augustus 2006 op ambtsbelofte opgemaakt door [verbalisant 2], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Zuid, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van [getuige 1]:
Op donderdag 13 juli 2006 was ik in dierenspeciaalzaak '[naam]'. Ik zag hier een rubberboot en buitenboordmotor liggen. [winkeleigenaar], zei tegen mij dat een man de boot en motor die donderdag had gebracht in de winkel. [winkeleigenaar] heeft die man gebeld. De man wilde € 1000,- voor de boot met motor hebben, maar na enige onderhandeling heb ik de boot voor € 750,00 gekocht van de man, genaamd [verdachte]. 's Middags rond 16.45 uur was ik weer in de zaak en [verdachte] was ook aanwezig. [verdachte] vertelde dat de motor goed was en dat hij er nooit wat mee gehad heeft. [verdachte] had er altijd goed mee gevaren, maar had geen interesse meer in boten. Ik heb [verdachte] contant € 750,00 overhandigd en heb de motor en boot ingeladen.
3. Een proces-verbaal van verhoor, [verhoornummer 2], d.d. 6 september 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van verdachte:
Ik vermoed zelf dat de aanhouding te maken heeft met een bootje dat ik heb gekocht. Ik was op pad op zoek naar oud ijzer. Ik kwam bij [plaats 3] en heb de afslag genomen richting een groene keet, een patatkraam, op een parkeerplaats. Er stond een man met een bootje op de aanhangwagen achter zijn auto. Er zat een bordje op met 'te koop'. Ik ben er heen gelopen en vroeg hem wat hij er voor wilde hebben. De man vroeg eerst € 600,00, maar na wat onderhandelen mocht ik hem hebben voor € 500,00. Ik heb dit contant betaald, waarna ik de boot met motor heb meegenomen in de auto. Het enige wat ik verder weet van de verkoper is dat hij uit de buurt van Arnhem kwam. Ik heb hem verder niet veel gevraagd over dat bootje. Ik weet niet hoe oud hij was of dat hij hem zelf altijd had gebruikt. Ik heb verder ook geen gegevens genoteerd van die man. Ik weet ook niet waarom hij daar op dat moment was.
Ik nam het bootje mee naar huis. Echter, mijn vader vond het niets. Ik besloot toen om te proberen die boot te verkopen. Ik heb toen het bootje bij [winkeleigenaar] in de winkel gelegd. Dit was de dag nadat ik zelf het bootje had gekocht. Toen werd ik al vrij snel gebeld door [winkeleigenaar] en heb ik de boot met motor voor € 750,00 verkocht. Ik had niet het gevoel dat er iets mis mee was. Ik vond de prijs wel goed. Ik heb er ook niet zoveel verstand van. Ik dacht dat de man wel een echte prijs vroeg en hij wilde eerst ook niet zakken. Daarom dacht ik dat het wel goed zat.
4. Een proces-verbaal van verhoor, [verhoornummer 2], d.d. 6 september 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van [getuige 2]:
We zijn op een maandag of dinsdag vlak voor de schoolvakanties van de kinderen, rond half juli, op pad gegaan om oud ijzer te zoeken. Ik denk dat we om ongeveer half 2 bij dat eettentje waren. Dat was vlakbij [plaats 1]. Er kwam op een gegeven moment een man aanrijden met een bootje achter zijn auto. Het was een grijze rubberboot met een witte motor. Op de boot zat een papier met 'TE KOOP'. [verdachte] is met die man gaan praten en heeft toen dat ding gekocht. [verdachte] zei later dat er nog wel iets ontbrak aan de onderkant, iets wat de boel strak hield. [verdachte] vertelde dat hij het wel geinig vond voor de kinderen om die boot te kopen.
5. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof van 2 februari 2009, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
De verkoper kwam heel betrouwbaar over. Hij zei zijn naam wel, maar dat weet ik niet meer. Ik heb de man niet gevraagd naar de herkomst van de boot met motor. Dat vond ik niet nodig. Nu zou ik het wel vragen. Ik dacht dat € 500,00 een normale prijs was. Ik heb wel eens naar boten gekeken en toen vroegen ze € 1000,- of € 1200,-. De verkoper vroeg iets van € 700,00. Het kan zijn dat de verkoper in geldnood zat. Ik vond € 500,00 een mooi bedrag. Ik koop normaal gesproken niets op een parkeerplaats. Ik was mij van geen kwaad bewust. Ik denk dat ik bij een bedrag van € 100,- of € 150,- wel zou vermoeden dat het niet lekker zit. Ik vertouwde de verkoper omdat hij heel overtuigend overkwam.
Ik zit in de handel. Oud ijzer, auto's en dat soort dingen. Ik ga hiervoor meestal naar bedrijven.
Nadere overwegingen bij feit 1
Aan verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van een boot en buitenboordmotor. Verdachte en zijn raadsvrouw hebben betoogd dat verdachte hiervan dient te worden vrijsproken, aangezien hij niet redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de boot en buitenboordmotor van misdrijf afkomstig waren.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende. Verdachte heeft een boot en buitenboordmotor gekocht van een hem onbekende man die op een parkeerplaats bij een patatkraam stond. Verdachte heeft € 500,- contant betaald aan de verkoper. Verdachte heeft op geen enkele wijze navraag gedaan naar de herkomst van de goederen. Ook heeft hij geen gegevens van de verkoper genoteerd. Vervolgens heeft verdachte de boot op 13 juli 2006 doorverkocht aan [getuige 1]. Gebleken is dat deze boot en buitenboordmotor op 11 of 12 juli 2006 was gestolen van eigenaresse [benadeelde 2].
Het hof is van oordeel dat verdachte - gelet op het niet bekend zijn met de identiteit van de verkoper, de plaats van de transactie en de betaalde koopprijs - verwijtbaar tekort is geschoten in de zorgvuldigheid die mag worden gevergd wanneer op straat door vreemden goederen te koop worden aangeboden en daarmee aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld en de boot en buitenboordmotor niet zonder nader onderzoek naar de herkomst ervan had mogen aanschaffen. Het hof is van oordeel dat van iemand die zelf zegt in de handel te zitten een grotere zorgvuldigheid mag worden verwacht.
De inhoud van de bewijsmiddelen en hetgeen hierboven is overwogen leveren op de redengevende feiten en omstandigheden, op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen, dat verdachte het hem als voormeld onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Bewijsmiddelen (vervolg)
Feit 2 primair
6. Een proces-verbaal van aangifte, [verhoornummer 2], d.d. 26 augustus 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van [benadeelde 1]:
Op 26 augustus 2006 werd ik door mijn kameraad [naam 1] gebeld. Hij vertelde mij dat de buitenboordmotor niet meer aan mijn boot zat. Ik ben naar de haven gegaan en zag daar mijn buitenboordmotor in het gras liggen. Ik heb braakschade aan mij buitenboordmotor.
7. Een proces-verbaal van verhoor, [verhoornummer 2], d.d. 26 augustus 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van [getuige 3]:
Op 26 augustus 2006 was ik samen met [naam 2] en [naam 3] bij de haven in [plaats 2]. Wij waren wat aan het praten toen wij een man met een buitenboordmotor zagen slepen. Wij gingen bij de man staan. De man legde de buitenboordmotor neer en vroeg of wij op de buitenboordmotor wilden passen. Ik hoorde dat de man zei dat hij zijn auto op ging halen. De man was een beetje bruinig. Ik zag toen dat de man met een zwart/blauwe Opel Astra met het kenteken [kenteken] aan kwam rijden. Ik zag dat de man uit de auto stapte. De man kwam naar ons toe. Ik hoorde toen de man zeggen dat hij even snelbinders uit de auto moest pakken. Ik zag toen dat de man weer naar de auto liep, in de auto stapte en plotseling hard wegreed. Ik zag dat de kofferbak van de auto nog open stond. Vervolgens werden wij aangesproken door [naam 1].
Het was een man tussen de 25 en 30 jaar, 1.75 - 1.80 m., zwart haar. De man droeg een blauw hemd, zwarte driekwart broek en een beige pet. De man sprak Nederlands.
8. Een proces-verbaal van verhoor, [verhoornummer 2], d.d. 26 augustus 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 5], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van [getuige 4]:
Op 26 augustus 2006 zag ik een man in de haven lopen. Ik zag dat de man een grote buitenboordmotor in zijn handen droeg. Ik zag dat de man ook een wit plastic tasje onder zijn arm droeg. We zijn naar de man gefietst. De man vroeg of we even op de motor wilden passen, opdat hij zijn auto zou ophalen. Het betrof een grijze Yamaha buitenboordmotor. Even later zag ik dat een auto, donkerblauwe Opel Astra met kenteken [kenteken], kwam aan rijden. De man stapte uit, opende de kofferbak en zei: "ga maar weg want ik kan het nu alleen wel af". Wij bleven staan. Vervolgens kwam er een auto aan rijden en deze stopte bij ons. [naam 1] stapte uit de auto en liep naar ons toe. Toen [naam 1] naar ons toe liep zag ik de man weglopen naar zijn eigen auto. Ik heb het kenteken [kenteken] onthouden.
Het was een lichtgetinte man, ongeveer 1.80 m groot, normaal postuur, zwart kort haar, een beetje ongeschoren gezicht. De man droeg een beige petje met zwarte strepen, een 3/4 broek en een mouwloos hemdje in de kleuren wit, rood en zwart.
9. Een proces-verbaal van verhoor, [verhoornummer 2], d.d. 26 augustus 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van [getuige 5]:
Op 26 augustus 2006 zag ik een man aankomen lopen die een buitenboordmotor bij zich had. Toen wij bij die man waren, zag ik, dat die man de buitenboordmotor in het gras legde. Ik hoorde dat de man vervolgens zei: 'Willen jullie even op die motor passen, dan ga ik de auto ophalen'. De man ging weg en kwam later terug in een auto met kenteken [kenteken]. Nadat de man de kofferbak had opengedaan, kwam er nog een andere man in een auto aan. De man stapte uit en kwam naar ons toe. Ik hoorde dat de man zei dat de buitenboordmotor van een kameraad van hem was. Ik zag toen, dat de man met de [kenteken] met geopende kofferbak wegreed.
Ik kan de man als volgt beschrijven: ongeveer 1.80 m, getinte huidskleur, droeg een lichte pet met iets roods erop. Hij droeg een t-shirt zonder mouwen, waarop een grote 5 en allerlei tekens stonden., en een donkere 3/4 broek, vermoedelijk blauw van kleur.
10. Een proces-verbaal van tonen selectie bij simultane fotobewijsconfrontatie, [nummer], d.d. 25 september 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 6], brigadier Politie regio IJsselland, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van verbalisant:
Ik liet de fotoselectie ongeveer 20 seconden aan de getuige, [getuige 4], zien. Terwijl getuige naar de selectie keek, nam ik het volgende waar:
Ik hoorde dat getuige na ongeveer 20 seconden op stellige toon zei: 'Nummer 3'. Ik hoorde dat getuige verder zei: 'Nummer 3 is de man die de buitenboordmotor wilde stelen'. Na afloop van de confrontatie deelde de fotoconfrontatieleider mij mede, dat de foto van verdachte in de selectie plaats 3 had ingenomen.
11. Een proces-verbaal van verhoor, [verhoornummer 2], d.d. 6 september 2006 op ambtseed opgemaakt door [verbalisant 3], hoofdagent Politie regio IJsselland, District Noord, inhoudende - zakelijk weergegeven -,
als verklaring van verdachte:
Ik ben op 26 augustus 2006 niet buiten Zwolle geweest, in ieder geval niet in [plaats 2] en mijn auto ook niet. Ik leen de auto ook nooit uit. Ik zou niet weten hoe het zou kunnen dat mijn auto en ikzelf zijn gezien door meerdere mensen in [plaats 2].
12. De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van het hof van 2 februari 2009, inhoudende - zakelijk weergegeven -:
Het klopt dat de auto met kenteken [kenteken] van 21 juli 2006 tot 21 februari 2007 op mijn naam stond. Ik zou het niet weten hoe het komt dat ik en mijn auto op 26 augustus 2006 zijn gesignaleerd in [plaats 2]. De auto wordt niet vaak door anderen gebruikt. Ik denk dat het kenteken misschien is nagemaakt. De Opel Astra was een oud autootje. De kleur van de auto is antraciet, dus niet pikzwart. Ik zou niet kunnen verklaren hoe het komt dat een getuige mij heeft herkend door middel van een fotoconfrontatie.
Nadere overwegingen bij feit 2 primair
Aan verdachte is onder 2 primair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een buitenboordmotor. Verdachte en zijn raadsvrouw hebben betoogd dat verdachte hiervan dient te worden vrijsproken, aangezien er te weinig wettig bewijs is dat verdachte de diefstal zou hebben gepleegd.
Verdachte heeft verklaard dat hij noch zijn auto op 26 augustus 2006 in [plaats 2] is geweest. Ook heeft verdachte verklaard dat hij zijn auto eigenlijk nooit uitleent. Uit de verklaringen van [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] blijkt echter dat zij die dag een donkerkleurige Opel Astra met kenteken [kenteken] hebben gezien in de haven van [plaats 2]. Bovendien herkent [getuige 4] verdachte tijdens een simultane fotobewijsconfrontatie. Het hof acht verdachtes lezing van de gebeurtenis niet aannemelijk geworden.
Nu het hof de verklaring die verdachte heeft gegeven voor het signaleren van zijn auto en de positieve (foto)herkenning niet aannemelijk acht, is het hof van oordeel dat op grond van de positieve fotobewijsconfrontatie van [getuige 4], in onderling verband beschouwd met de verdere bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van de buitenboordmotor.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde onder 1 en 2 primair heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 11 juli 2006 tot en met 18 juli 2006 in de gemeente [gemeente 1] en te of nabij [plaats 3] in de gemeente [gemeente 3] een boot (merk Zodiac) en een buitenboordmotor (merk Johnson) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die boot en buitenboordmotor redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2. primair
hij op 26 augustus 2006 te [plaats 2] in de gemeente [gemeente 2], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een aan of nabij de [kade] afgemeerde boot heeft weggenomen een buitenboordmotor (merk Yamaha), toebehorende aan [benadeelde 1], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
1.
schuldheling;
2. primair
diefstal, waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Het hof heeft in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 11 juli 2006 tot en met 18 juli 2006 schuldig gemaakt aan schuldheling. Verdachte heeft van een hem onbekende man, op een parkeerplaats, voor een bedrag van vijfhonderd euro een boot en motor gekocht. Hij heeft de goederen vervolgens verkocht voor € 750,00. Verdachte heeft echter op geen enkele wijze navraag gedaan naar de herkomst van de boot en motor, hetgeen hem te verwijten valt. Verdachte had moeten vermoeden dat de goederen door misdrijf waren verkregen. Verdachte heeft door zijn onzorgvuldige handelen bijgedragen aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen.
Voorts heeft verdachte zich op 26 augustus 2006 te [plaats 2] schuldig gemaakt aan diefstal van een buitenboordmotor. Door aldus te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van [benadeelde 1].
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een verdachte betreffend uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 2 december 2008, waaruit blijkt dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Het hof acht gelet op deze feiten en omstandigheden de opgelegde straf in eerste aanleg en de eis van de advocaat-generaal, inhoudende de oplegging van een gevangenisstraf van drie maanden, passend en geboden.
Niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
[benadeelde 2] heeft zich ter zake van het ten laste gelegde feit gevoegd als benadeelde partij en heeft een bedrag van
€ 179,00 aan schadevergoeding gevorderd. De politierechter heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft aangegeven de vordering in hoger beroep te willen handhaven en derhalve is de vordering aan het hoger beroep onderworpen.
Ten aanzien van de verdachte is - voor zover hier van belang - bewezen verklaard, dat - kort gezegd - hij zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling. Derhalve heeft de vordering van de benadeelde partij niet betrekking op schade, die rechtstreeks is toegebracht door het hiervoor onder 1 bewezen verklaarde feit. Gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder b, van het Wetboek van Strafvordering, dient de benadeelde partij in haar vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
Vordering tenuitvoerlegging (parketnummer 07-630027-06)
Bij vonnis van de politierechter te Zwolle d.d. 18 mei 2006 is verdachte veroordeeld tot (onder meer) drie maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voormeld vonnis is op 2 juni 2006 onherroepelijk geworden. De proeftijd is ingegaan op 2 juni 2006. De officier van justitie heeft op 19 september 2006 gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich tijdens de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. Die vordering is toegewezen door de politierechter bij beslissing van 30 augustus 2007.
Nu gebleken is dat verdachte het hiervoor bewezen verklaarde feit heeft begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd, zal het hof op grond van het vorenstaande de tenuitvoerlegging gelasten van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 57 (oud), 63 (oud), 310, 311 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte onder 1 en 2 primair ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil;
gelast de tenuitvoerlegging van de aan veroordeelde bij vonnis van de politierechter te Zwolle van 18 mei 2006 voorwaardelijk opgelegde straf (parketnummer 07-630027-06), te weten:
gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. L.T. Wemes en
mr. J.A. Wiarda, in tegenwoordigheid van mr. J. Brink als griffier, zijnde mr. Wiarda voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.