ECLI:NL:GHARN:2009:BH2973

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-002300-06
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.M. Poelman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verantwoordelijkheid voor niet-verzekerd motorrijtuig na overdracht aan derde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 13 februari 2009 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad. De verdachte, die al jaren niet meer over de auto en de bijbehorende kentekenpapieren beschikte, had de regels voor de beëindiging van de tenaamstelling niet nageleefd. Hierdoor bleef het kenteken op zijn naam staan, ondanks dat hij had besloten de auto niet langer verzekerd te houden. Het hof oordeelde dat de verdachte ook in deze situatie vervolgd kon worden voor elke nieuwe overtreding van artikel 30, tweede lid, van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De verdediging voerde aan dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verplichting om een verzekering te sluiten en in stand te houden bleef bestaan zolang het kenteken op naam van de verdachte stond. De verdachte had de auto in 2001 aan een voormalig zakenpartner meegegeven, maar had nagelaten het kenteken op diens naam over te schrijven. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte strafbaar was voor het niet verzekeren van de auto, ondanks zijn pogingen om het kenteken van zijn naam af te krijgen. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en legde de verdachte een geldboete op van honderdvijftig euro, met vervangende hechtenis van drie dagen bij niet-betaling, en ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaar.

Uitspraak

Gerechtshof te Arnhem
nevenzittingsplaats Leeuwarden
Parketnummer: 24-002300-06
Parketnummer eerste aanleg: 07-595780-05
Arrest van 13 februari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, enkelvoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad, zitting houdende te Lelystad, van
21 maart 2006 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1966] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag.
Het vonnis waarvan beroep
De kantonrechter van de rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis wegens een overtreding veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep op 14 december 2007, 5 september 2008 en 30 januari 2009, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de kantonrechter zal vernietigen, zal bewezen verklaren hetgeen aan de verdachte is ten laste gelegd en de verdachte zal veroordelen tot een geldboete van honderdvijftig euro, bij niet betaling en geen verhaal te vervangen door drie dagen hechtenis en ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten last gelegd dat hij op of omstreeks 30 maart 2005 te [plaats], althans in Nederland, als degene aan wie voor het motorrijtuig (personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden.
De ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging
De raadsman verzoekt het hof het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Verdachte heeft de auto en het daarbij behorende kentekenbewijs in 2001 meegegeven aan zijn voormalig zakenpartner, dhr. [naam] van [bedrijf] te [plaats]. Dhr. [naam], woonachtig in België, zou de auto in België invoeren en het kenteken op zijn naam stellen. Verdachte heeft in 2001 verzuimd ervoor te zorgen dat het kenteken op naam van zijn voormalige zakenpartner werd overgeschreven, zodat dit kenteken op zijn naam is blijven staan en ook de verzekeringsplicht is blijven bestaan. Verdachte heeft de keuze gemaakt om de auto die hij niet meer in zijn bezit had niet te verzekeren. Hij is al meerdere keren onherroepelijk veroordeeld voor het onverzekerd zijn van deze auto. Ofwel staat artikel 68 Wetboek van Strafrecht in de weg aan een nieuwe vervolging, dan wel staat artikel 56 Wetboek van Strafrecht daaraan in de weg, omdat één ongeoorloofd wilsbesluit, naar het hof begrijpt het niet (meer) verzekeren van de auto, meerdere feiten van gelijke orde heeft opgeleverd.
Wat er ook zij van het betoog van de raadsman - zo raakt het bepaalde in artikel 56 Wetboek van Strafrecht niet het vervolgingsrecht van het Openbaar Ministerie en staat niet onomstotelijk vast dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake het niet verzekerd hebben van de auto met het kenteken [kenteken] - de op verdachte rustende verplichting om een verzekering te sluiten en in stand te houden geldt zolang voormeld kenteken op zijn naam staat (artikel 2, eerste lid, WAM juncto artikel 30, tweede lid, WAM). Er is sprake van een voortdurende verplichting. Dat brengt mee dat een eerdere veroordeling van verdachte wegens het op enig moment niet verzekerd zijn van de desbetreffende auto niet in de weg staat aan de vervolging ter zake van het op een later tijdstip (nog steeds) niet verzekerd zijn van die auto: er is dan geen sprake van hetzelfde feit in de zin van artikel 68 Wetboek van Strafrecht. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Het hof overweegt nog ten overvloede dat de opvatting zoals door de raadsman voorgestaan de in de WAM neergelegde regeling (grotendeels) illusoir zou maken.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat verdachte op 30 maart 2005 in Nederland, als degene aan wie voor het motorrijtuig (personenauto) het kenteken [kenteken] was opgegeven, en waarvoor een kentekenbewijs was afgegeven, niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen had gesloten en in stand gehouden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op de overtreding:
als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden.
Strafbaarheid
De raadsman verzoekt het hof subsidiair verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat er sprake is van afwezigheid van alle schuld. De strekking van artikel 30 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is te voorkomen dat in Nederland onverzekerde voertuigen aanwezig zijn. Verdachte heeft de auto sinds 2001 niet meer in zijn bezit. Dhr. [naam], aan wie de auto en het kentekenbewijs zijn meegegeven, woont vermoedelijk in Thailand. Verdachte kan geen contact meer met hem krijgen. De 'Belgische RDW', de DIW, heeft de raadsman meegedeeld dat de auto op dit moment niet in België geregistreerd staat. Of de auto nog bestaat en zo ja, waar deze zich bevindt, is geheel onbekend. Er is geen enkele aanwijzing dat met de auto in Nederland op de weg wordt gereden. Verdachte heeft in 2003 tevergeefs getracht het kenteken van zijn naam af te krijgen. Een nieuwe poging in januari 2008 is eveneens mislukt. De RDW wil het verzoek slechts inwilligen na overlegging van documenten die verdachte niet tot zijn beschikking heeft en waarover hij ook niet de beschikking kan krijgen. Verdachte heeft zich samen met de raadsman tot het uiterste ingespannen om het kenteken van zijn naam af te krijgen. Meer kan van hem niet gevergd worden. Evenmin kan van hem worden verlangd dat hij het voertuig dan maar verzekerd houdt.
Het hof stelt voorop dat verdachte bij de door hem gestelde afgifte van auto en kentekenbewijs aan zijn voormalige Belgische zakenpartner, in strijd heeft gehandeld met het bepaalde in artikel 31 van het Kentekenreglement, dat het verval van de tenaamstelling regelt wanneer een voertuig wordt overgedragen aan een in het buitenland woonachtige natuurlijke persoon of gevestigde rechtspersoon. Dat het kenteken van de auto (dientengevolge) op zijn naam is blijven staan en voor hem de verzekeringsplicht is blijven gelden, vloeit voort uit zijn eigen nalatigheid. Vervolgens heeft verdachte welbewust niet voldaan aan die verplichting door niet een verzekering te sluiten en, dan wel, in stand te houden. Reeds daarom kan een beroep op afwezigheid van alle schuld met betrekking tot het niet nakomen van de op hem rustende verzekeringsplicht niet slagen. De aangevoerde omstandigheid dat verdachte zich samen met zijn raadsman, weliswaar door voormelde nalatigheid van verdachte tot op heden zonder positief resultaat, tot het uiterste zou hebben ingespannen om het kenteken van zijn naam af te krijgen, levert evenmin afwezigheid van alle schuld op met betrekking tot het niet nakomen van de op hem rustende verzekeringsplicht. Het hof acht ook andere strafuitsluitingsgronden niet aanwezig en acht verdachte dientengevolge strafbaar.
Strafmotivering
Meer subsidiair verzoekt de raadsman verdachte schuldig te verklaren zonder toepassing van straf. Verdachte is voor zijn verzuim ten aanzien van het op juiste wijze overschrijven van het kenteken al in voldoende mate gestraft. Voorts is hij werkzaam als internationaal chauffeur en een vrijheidsstraf of een rijontzegging zou hem onevenredig benadelen.
Het hof laat zich in het algemeen bij het bepalen van de straf leiden door de in dezen toepasselijke "Richtlijn voor strafvordering, tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften" en de "Recidiveregeling overtredingen art. 30 WAM." Blijkens het uittreksel justitiële documentatie van 14 oktober 2008 is het feit een derde overtreding in de zin van de recidiveregeling. De in eerste aanleg opgelegde straf van twee weken hechtenis en zes maanden ontzegging van de rijbevoegdheid is daarmee in overeenstemming.
Niettemin ziet het hof in het verhandelde ter zitting en in het bijzonder gelet op het beroep van verdachte aanleiding van de richtlijn af te wijken en de advocaat-generaal te volgen in zijn vordering. Het hof ziet onvoldoende aanleiding tot de door de raadsman gewenste toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 30 en 36 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van honderdvijftig euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van drie dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
ontzegt aan de veroordeelde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van twee maanden;
beveelt, dat de bijkomende straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. H.M. Poelman, in tegenwoordigheid van
mr. G.H. van der Heide als griffier.