Parketnummer: 24-001048-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-607509-06 en 07-607112-07
Arrest van 9 februari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 12 april 2007 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 07-607509-06 en 07-607112-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A en zaak B, tegen:
[verdachte],
geboren op [1974] te [geboorteplaats],
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
niet ter terechtzitting verschenen.
De raadsman van verdachte mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, is evenmin ter terechtzitting verschenen.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf, teruggave gelast aan verdachte van de in beslag genomen jas en beslist op de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Het hof heeft verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het in zaak A onder 1 ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest en teruggave zal gelasten aan verdachte van de in beslaggenomen jas.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A
feit 2:
hij op of omstreeks 04 december 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldlade en/of contant geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 3:
hij op of omstreeks 27 oktober 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een schoolgebouw ([benadeelde 2]) heeft weggenomen twee computers, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 4:
hij op of omstreeks 27 november 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar schoenen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 4] (vestiging [straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
feit 5:
hij op of omstreeks 24 november 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zaak B
hij op of omstreeks 04 februari 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een filmcamera (merk JVC) en/of een fotocamera (merk Samsung), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de [benadeelde 5] (filiaal [straat]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
zaak A
feit 2:
op 04 december 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldlade en contant geld, toebehorende aan [benadeelde 1];
feit 3:
op 27 oktober 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een schoolgebouw ([benadeelde 2]) heeft weggenomen twee computers, toebehorende aan [benadeelde 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
feit 4:
op 27 november 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een paar schoenen, toebehorende aan [benadeelde 4] (vestiging [straat]);
feit 5:
op 24 november 2006 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, toebehorende aan [benadeelde 5];
zaak B
op 04 februari 2007 in de gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een filmcamera (merk JVC) en een fotocamera (merk Samsung), toebehorende aan de [benadeelde 5] (filiaal [straat]).
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in zaak A onder 2, 3, 4 en 5 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op de misdrijven:
zaak A, feit 2, 4 en 5 en zaak B telkens: diefstal;
zaak A, feit 3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid
Verdachte is strafbaar. Strafuitsluitingsgronden zijn niet aanwezig.
Strafmotivering
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft zich tussen 27 oktober 2006 en 4 februari 2007 in de gemeente [gemeente] schuldig gemaakt aan een drietal winkeldiefstallen, een diefstal door middel van braak uit een school en een diefstal van een geldlade uit een autobus. Door zo te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de eigendomsrechten van de rechthebbenden en hinder voor hen veroorzaakt.
Het hof heeft bij de strafoplegging tevens rekening gehouden met de aan verdachte ad informandum ten laste gelegde strafbare feiten, nu deze feiten door verdachte ten overstaan van de politie zijn bekend.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 26 januari 2009 blijkt dat verdachte reeds vele malen eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Desondanks heeft verdachte zich opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande en gelet op de landelijk geldende oriëntatiepunten is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden zoals door de advocaat-generaal is gevorderd.
Deze straf is zwaarder dan de straf die door de rechtbank in eerste aanleg is opgelegd, aangezien de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van de feiten en de recidive van verdachte. Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de op te leggen gevangenisstraf de consequenties van de gewijzigde VI-regeling voor verdachte betrokken.
In beslag genomen voorwerp
Het hof zal de teruggave gelasten aan verdachte van de in beslag genomen jas.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat zijn vordering tot schadevergoeding is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van de in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat door het bewezenverklaarde feit ten laste gelegd in zaak A onder 2 door de benadeelde partij rechtstreeks schade is geleden voor welke schade verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering tot schadevergoeding is door verdachte niet bestreden. Derhalve kan deze worden toegewezen, met veroordeling van verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt.
Het hof zal voormeld bedrag tevens toewijzen in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f (oud), 57 (oud), 63 (oud), 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP bij verstek:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in zijn hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van in zaak A onder 1 ten laste gelegde;
verklaart het verdachte in zaak A onder 2, 3, 4 en 5 en in zaak B ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in zaak A onder 2, 3, 4 en 5 en in zaak B meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van:
een bruin leren jas;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van vijftig euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van vijftig euro ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van één dag zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.