ECLI:NL:GHARN:2009:BH2318

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
9 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000815-07
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • S.H. Wachter
  • H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg
  • J.P. van Stempvoort
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens gebrek aan bewijs in tasjesroofzaak

Op 9 februari 2009 heeft het Gerechtshof Arnhem uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van diefstal met geweld, specifiek een tasjesroof, gepleegd op 16 oktober 2006. De verdachte was niet ter terechtzitting verschenen, maar haar raadsman, mr. G.I. Roos, was wel aanwezig. De rechtbank Zwolle-Lelystad had de verdachte eerder veroordeeld, maar de verdachte ging in hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor het ten laste gelegde feit. De verklaringen van de medeverdachte waren tegenstrijdig en niet betrouwbaar, waardoor het hof niet kon concluderen dat de verdachte betrokken was bij de diefstal. De benadeelde partij, die zich in eerste aanleg had gevoegd, had haar vordering tot schadevergoeding deels toegewezen gekregen, maar in hoger beroep was zij niet opnieuw verschenen. Het hof verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering, omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd.

De uitspraak van het hof benadrukt het belang van wettig bewijs in strafzaken en de noodzaak voor een overtuigende bewijsvoering om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, en het hof oordeelde dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk was in haar vordering, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding, die op nihil werden begroot.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000815-07
Parketnummer eerste aanleg: 07-607424-06
Arrest van 9 februari 2009 van het gerechtshof te Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 20 maart 2007 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
niet ter terechtzitting verschenen. Wel verschenen is de raadsman van verdachte
mr. G.I. Roos, advocaat te Almere.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Zwolle-Lelystad heeft de verdachte bij het vonnis - voor zover aan hoger beroep onderworpen - wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen en beslist op de vorderingen van de benadeelde partijen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
De raadsman van verdachte heeft verklaard uitdrukkelijk te zijn gemachtigd verdachte ter terechtzitting te verdedigen.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde, kan verdachte daarin niet worden ontvangen.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof bewezen zal verklaren hetgeen onder 2 primair aan verdachte is ten laste gelegd en verdachte zal veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met een proeftijd van twee jaren en een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 2:
zij op of omstreeks 16 oktober 2006 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, de [straat], in elk geval op de openbare weg met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan haar mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat zij, verdachte en/of haar mededader die [slachtoffer], die op de fiets op de [straat] reed, met kracht tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of (vervolgens) de tas van die [slachtoffer] met kracht van het stuur van die fiets heeft gerukt;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 16 oktober 2006 in de gemeente [gemeente], op de openbare weg, de [straat], in elk geval op de openbare weg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat die [medeverdachte] die [slachtoffer], die op de fiets op de [straat] reed, met kracht tegen de borst, in elk geval tegen het lichaam heeft geduwd, waardoor die [slachtoffer] ten val kwam en/of (vervolgens) de tas van die [slachtoffer] met kracht van het stuur van die fiets heeft gerukt, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 16 oktober 2006 te gemeente [gemeente] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door op de uitkijk te staan.
Vrijspraak
Verdachte heeft het ten laste gelegde ontkend. De raadsman heeft bepleit verdachte vrij te spreken van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het hof overweegt dat uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij de door [medeverdachte] gepleegde tasjesroof. Nu [medeverdachte] bij de politie verschillende en onderling tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de betrokkenheid van verdachte, acht het hof de verklaring van [medeverdachte] niet betrouwbaar en derhalve niet bruikbaar voor het bewijs.
Aangeefster [slachtoffer] heeft verklaard dat zij - nadat zij door een man was beroofd - tegen verdachte heeft gezegd dat verdachte 'erbij hoorde'. Het hof begrijpt daaruit dat [slachtoffer] vermoedde dat verdachte samenwerkte met de man die haar had beroofd. Waarom [slachtoffer] dat vermoeden had, is door haar niet onderbouwd.
Gelet op het voorgaande en nu de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde niet blijkt uit enig ander bewijsmiddel, acht het hof niet bewezen hetgeen onder 2 primair en subsidiair aan verdachte is ten laste gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting van het hof is gebleken dat de benadeelde partij [slachtoffer] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering tot schadevergoeding deels is toegewezen en dat zij zich in het geding in hoger beroep niet opnieuw heeft gevoegd. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar in eerste aanleg gedane vordering tot schadevergoeding voor zover die vordering in eerste aanleg is toegewezen, in het geding in hoger beroep voort.
Nu aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd, terwijl evenmin artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht wordt toegepast, dient de benadeelde partij, gelet op het bepaalde in artikel 361, tweede lid, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering, in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard, met veroordeling van de benadeelde partij in de kosten van het geding door de verdachte gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart de verdachte niet ontvankelijk in haar hoger beroep, voor zover dit is gericht tegen de vrijspraak ter zake van onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde;
verklaart het verdachte onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt haar daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. S.H. Wachter, voorzitter, mr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg en mr. J.P. van Stempvoort, in tegenwoordigheid van
mr. E.M. Mulder als griffier, zijnde mr. Van Stempvoort voornoemd buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.