ECLI:NL:GHARN:2008:BH0729

Gerechtshof Arnhem

Datum uitspraak
18 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.018.168
Instantie
Gerechtshof Arnhem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens onvoldoende medewerking van de schuldenaar

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 18 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellante, een 33-jarige gescheiden vrouw met één kind. De rechtbank Arnhem had eerder op 23 oktober 2008 de schuldsaneringsregeling beëindigd omdat de appellante niet voldeed aan haar informatie- en sollicitatieverplichtingen. Het hof oordeelt dat de appellante onvoldoende heeft meegewerkt aan de uitvoering van de schuldsaneringsregeling, zoals vereist door de Faillissementswet. De appellante had de verplichting om alle relevante informatie te verstrekken aan de bewindvoerder en de rechter-commissaris, en om actief naar werk te zoeken. Het hof constateert dat de appellante pas na de aankondiging van de beëindigingsprocedure is begonnen met het verstrekken van informatie en sollicitatie-inspanningen. Dit wijst op een gebrek aan medewerking aan de schuldsaneringsregeling. De appellante heeft aangevoerd dat de communicatie met de bewindvoerder moeizaam verliep en dat zij door de zorg voor haar autistische zoon niet in staat was om fulltime te werken. Het hof heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om de schuldsaneringsregeling voort te zetten. De gronden die de appellante in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn door het hof niet overtuigend bevonden. Het hof bekrachtigt daarom het vonnis van de rechtbank Arnhem, waarmee de schuldsaneringsregeling is beëindigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM
Sector civiel recht
zaaknummer 200.018.168
arrest van de eerste civiele kamer van 18 december 2008
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. S. Kroesbergen te Ede.
1. Het geding in eerste aanleg
1.1 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 10 maart 2008 is ten aanzien van appellante (hierna te noemen: “[appellante]”) de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uitgesproken.
1.2 Bij vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 oktober 2008 is de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellante] tussentijds beëindigd.
1.3 Het hof verwijst naar laatstgenoemd vonnis, dat in fotokopie aan dit arrest is gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1 Bij ter griffie van het hof op 31 oktober 2008 ingekomen verzoekschrift is [appellante] in hoger beroep gekomen van voornoemd vonnis en heeft zij het hof verzocht dat vonnis te vernietigen en te bepalen dat de toepassing van de schuldsaneringsregeling, desnoods met verlenging van een door het hof te bepalen periode, zal worden voortgezet.
2.2 Het hof heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de daarbij behorende productie, alsmede van een tweetal faxberichten met bijlagen van J. Gerritsen, bewindvoerder, van 18 november 2008, een brief met bijlagen van de advocaat van 1 december 2008, een brief met een bijlage van de advocaat van 2 december 2008, een brief van de bewindvoerder van 9 december 2008 met een bijlage en de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door de advocaat overgelegde stukken, te weten het verslag van de Sociaal Pedagogische Dienst betreffende de zoon van [appellante] van februari 2000, enkele per e-mail verzonden sollicitaties van [appellante] alsmede de reacties daarop, alle betreffende de periode vanaf 30 oktober 2008, het Verslag Psychologisch Onderzoek van de [...] Buitenschool betreffende de zoon van [appellante] van november 2002 en de brief van Tesqua van 31 oktober 2008 gericht aan [appellante] en haar huisgenote.
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 december 2008, waarbij [appellante] is verschenen in persoon, bijgestaan door de advocaat. Voorts is de bewindvoerder verschenen.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
3.1 [appellante] is een 33-jarige gescheiden vrouw. Zij heeft één kind, geboren op [geboortedatum] 1997.
3.2 De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd omdat [appellante] niet heeft voldaan aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieverplichting. Voorts heeft zij tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling diefstal in vereniging gepleegd.
3.3 [appellante] kan zich met de beslissing van de rechtbank niet verenigen. Zij stelt dat de communicatie met de bewindvoerder moeizaam is verlopen en dat deze pas op gang is gekomen in oktober 2008. Zij is wel degelijk actief op zoek naar werk, maar in verband met de autistische stoornis van haar zoon is zij niet in staat fulltime te werken. Een onlangs aangevangen herintredingstraject, waaraan zij fulltime deelnam, heeft zij in verband met de zorg voor haar zoon na drie weken moeten staken. Zij is thans op zoek naar een (parttime) baan. Het transactievoorstel in het kader van de door haar gepleegde diefstal is door haar ouders voldaan, zodat het geen invloed op haar vermogenspositie heeft gehad en de schuldeisers daardoor niet zijn benadeeld. Zij begrijpt dat zij verkeerd heeft gehandeld, maar zij is tot het besef gekomen dat zij zich moet inzetten om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen.
3.4 Het hof oordeelt als volgt.
Op de schuldenaar rust de verplichting op grond van artikel 327 Faillissementswet (Fw) in verbinding met artikel 105 Fw om alle inlichtingen te verschaffen die door de bewindvoerder of de rechter-commissaris worden gevraagd. Daarbij kan, indien de schuldenaar zulks in verband met de aard van de aan hem gestelde vragen en de door de bewindvoerder of rechter-commissaris aan hem verstrekte aanwijzingen wist of behoorde te weten, van hem worden verwacht dat hij ook bepaalde inlichtingen verschaft waar niet uitdrukkelijk om is gevraagd. Daarnaast bestaat ook een meer algemene verplichting tot het verschaffen van die inlichtingen waarvan de schuldenaar weet of behoort te begrijpen dat zij van belang zijn voor een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling. Het niet nakomen van deze verplichting kan aanleiding vormen tot de beëindiging van de schuldsaneringsregeling op grond van het bepaalde in artikel 350 lid 3, aanhef en onder c Fw. Daarnaast rust op de schuldenaar de verplichting om zich actief in te spannen om werk te zoeken en te aanvaarden teneinde tijdens de schuldsaneringsregeling zoveel mogelijk actief voor de schuldeisers te genereren. Het hof is van oordeel dat [appellante] onvoldoende heeft voldaan aan de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende informatie- en sollicitatieverplichting. Uit de stukken blijkt dat [appellante] eerst met het zicht op de beëindigingsprocedure bij de rechtbank de bewindvoerder is gaan informeren. Uit de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep overgelegde stukken blijkt voorts dat [appellante] pas vanaf 30 oktober 2008 sollicitatie-inspanningen is gaan verrichten. Verder is gebleken dat zij ten aanzien van de door haar ontvangen transactievoorstellen in verband met zowel de door haar gepleegde winkeldiefstal als het onverzekerd rijden met een motorrijtuig de bewindvoerder niet, dan wel onvoldoende heeft geïnformeerd en dat zij dit laatste feit - dat plaatsvond op 2 oktober 2008, terwijl de zitting plaatsvond op 16 oktober 2008 - ook voor de rechtbank heeft verzwegen. Het hof acht het vorenstaande een duidelijke aanwijzing dat bij [appellante] de van haar te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt.
3.5 De in hoger beroep aangevoerde gronden treffen geen doel. Van omstandigheden op grond waarvan de schuldsaneringsregeling zou moeten voortduren is onvoldoende gebleken. Het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden bekrachtigd.
4. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Arnhem van 23 oktober 2008.
Dit arrest is gewezen door mrs. V. van den Brink, E.B. Knottnerus en L.R. van der Weij en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 december 2008.