ECLI:NL:GHARN:2008:BG6375
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- R. de Groot
- J.A. Coster van Voorhout
- A.P. Besier
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens indienen van appelschriftuur
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 9 december 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 19 februari 2008. De officier van justitie was niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep omdat het appelschriftuur niet tijdig en niet op de juiste wijze was ingediend. De advocaat-generaal had op 21 februari 2008 hoger beroep ingesteld, maar de appelschriftuur was pas na de wettelijke termijn van veertien dagen ingediend, wat in strijd is met artikel 410 van het Wetboek van Strafvordering. Het hof overwoog dat het openbaar ministerie, gezien de eis van de advocaat-generaal, geen belang meer had bij het hoger beroep en dat het ook langs deze weg niet-ontvankelijk verklaard moest worden.
Tijdens de zitting op 25 november 2008 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. J. Michels. De verdediging voerde aan dat de appelschriftuur te laat was ingediend en dat er geen rechtvaardiging was voor deze vertraging. Het hof stelde vast dat er geen schriftuur was ingediend die voldeed aan de wettelijke eisen, en dat de tekortkoming niet was hersteld voor de terechtzitting.
Het hof concludeerde dat de belangen van de verdediging in het geding waren geschaad, omdat de verdachte onterecht had moeten vrezen voor een mogelijke veroordeling. De advocaat-generaal had bovendien aangegeven dat hij het eens was met de beslissing van de rechtbank, wat de noodzaak van het hoger beroep verder in twijfel trok. Uiteindelijk besloot het hof de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep, waarmee de zaak werd afgesloten zonder inhoudelijke behandeling.