ECLI:NL:GHARN:2008:BG0415
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Geschil over de nakoming van een terugkooprecht van onroerende zaak na overlijden
In deze zaak gaat het om een geschil tussen appellanten, de erfgenamen van de op 10 juli 2000 overleden [persoon G], en Miedema Exploitatie B.V. over de nakoming van een terugkooprecht op een onroerende zaak. De onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [woonplaats], was in 1993 door [persoon G] aan een rechtsvoorganger van Miedema geleverd, met een terugkooprecht dat vijf jaar geldig was. Appellanten hebben dit recht tijdig ingeroepen, maar de levering heeft nooit plaatsgevonden. De kern van het geschil is of Miedema nog verplicht is om de onroerende zaak aan appellanten te leveren, gezien de lange periode van stilzitten aan de zijde van appellanten en de waardestijging van de onroerende zaak.
Het hof oordeelt dat de lange periode waarin appellanten geen actie hebben ondernomen, in combinatie met de waardestijging van de onroerende zaak, leidt tot onredelijke benadeling van Miedema. De appellanten hebben in de periode van vier jaar geen aanspraak gemaakt op nakoming van de koopovereenkomst, wat Miedema in een onredelijke positie heeft gebracht. Het hof concludeert dat het alsnog geldend maken van de aanspraak door appellanten onverenigbaar is met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid.
Het hof bekrachtigt de eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen, die de vordering van appellanten tot levering van de onroerende zaak had afgewezen. Appellanten worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep. Dit arrest is gewezen op 19 augustus 2008 door de eerste civiele kamer van het Gerechtshof Arnhem.