Parketnummer: 21-004159-07
Uitspraak d.d.: 9 september 2008
TEGENSPRAAK
PROMIS
Gerechtshof Amsterdam
zitting houdende te
Arnhem
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van 12 oktober 2007 in de strafzaak tegen
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 augustus 2008 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het gerechtshof het vonnis van de eerste rechter zal vernietigen en te dien aanzien opnieuw rechtdoende zal bewezen verklaren hetgeen aan verdachte onder 1, onder 2 primair (poging tot moord) en onder 3 is tenlastegelegd en verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, en dat de in beslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zullen worden teruggegeven aan verdachte respectievelijk het slachtoffer, met toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot duizendhonderdachtenzestig euro en zestig eurocent en met de verplichting om aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer een bedrag van duizendhonderdachtenzestig euro en zestig eurocent te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door drieëntwintig dagen hechtenis.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr L.J.H. Kortz, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd, zoals deze tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk X wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
- die X vastgepakt en/of een telefoon van die X afgepakt, en/of
- de handen en/of de benen van die X vastgetapet en/of gebonden, en/of
- die X op een bed gegooid, en/of
- tape over de mond en/of de neus en/of de ogen van die X geplakt, en/of
- door uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht die X bij zich op de slaapkamer van die X gehouden, en/of
- die X meermalen, althans eenmaal geslagen tegen haar hoofd en/of haar lichaam;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade X van het leven te beroven, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die X heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens) haar handen en/of benen met tape heeft vastgebonden; en/of
- die X de woorden heeft toegevoegd: "Maar het maakt allemaal niet meer uit, want straks leef je niet meer", althans woorden van een soortgelijke aard en/of strekking; en/of
- de neus en/of de mond van die X met tape heeft afgeplakt en/of (vervolgens)
- de neus van die X heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen (als gevolg waarvan die X geen adem meer kon halen en/of (vervolgens) het bewustzijn verloor);
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan X, zijnde die X de echtgenote van hem, verdachte, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg,
- die X heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens) haar handen en/of benen met tape heeft vastgebonden; en/of
- die X de woorden heeft toegevoegd: "Maar het maakt allemaal niet meer uit, want straks leef je niet meer", althans woorden van een soortgelijke aard en/of strekking; en/of
- de neus en/of de mond van die X met tape heeft afgeplakt; en/of (vervolgens)
- de neus van die X heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen (als gevolg waarvan die X geen adem meer kon balen en/of (vervolgens) het bewustzijn verloor);
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, X, zijnde die X de echtgenote van hem, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens) haar handen en/of benen met tape heeft vastgebonden; en/of
- die X meermalen tegen haar hoofd heeft geslagen en/of zijn rechterknie op haar hals heeft gedrukt;
- de neus en/of de mond en/of de ogen van die X met tape heeft afgeplakt; en/of (vervolgens)
- de neus van die X heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen (als gevolg waarvan die X geen adem meer kon halen en/of (vervolgens) het bewustzijn verloor);
- die X tegen haar schaambeen heeft geslagen;
- het tape dat rondom en/of op het hoofd van die X geplakt zat heeft losgetrokken;
tengevolge waarvan X enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2007 tot en met 15 juni 2007 te Nieuwegein en/of in het arrondissement Utrecht en/of op één of meer plaatsen in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van X, met het oogmerk die X te dwingen iets te doen (te weten: het aangaan/voortzetten/doen herstellen van de relatie met hem - verdachte - en/of het hem - verdachte - in contact brengen met diens kinderen), niet te doen (te weten het voortzetten van de door die X ingezette echtscheidingsprocedure en/of het ontvangen door die X van visite in haar woning), te dulden (te weten: het onderhouden van contact met hem -verdachte -) en/of vrees aan te jagen,
immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk op verschillende tijdstippen in voornoemde periode (telkens):
- met die X telefonisch contact opgenomen en/of
- sms-berichten en/of brieven aan die X verzonden en/of
- die X (overdag en 's nachts) in haar woning opgezocht en/of
- zich bij de woning van die X opgehouden en/of
- die X op straat opgezocht en/of (vervolgens) gevolgd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof verstaat de tenlastelegging met betrekking tot feit 2 aldus dat wanneer het hof niet toekomt aan een veroordeling voor het primair tenlastegelegde, het subsidiaire feit aan de orde is, en wanneer ook hiervoor geen veroordeling kan volgen, het meer subsidiaire feit aan de orde dient te komen.
Bewijsmotivering, bewezenverklaring en strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten
Met betrekking tot feit 1
Aangeefster verklaart in haar aangifte en haar aanvullende verklaring dat zij sinds 1996 een relatie heeft met verdachte en dat zij in 2001 met elkaar zijn gehuwd. Uit de aangifte blijkt verder dat aangeefster op de avond van 15 juni 2007 rond 22.00 uur naar de bovenverdieping van haar woning te Nieuwegein is gegaan om te gaan slapen, toen zij geluiden hoorde. Plots zag zij in de inloopkast in haar slaapkamer bewegingen. Aangeefster heeft in de kast gekeken en zag toen de contouren van verdachte. Verdachte is daarop uit de kast gekomen en heeft aangeefster vastgepakt. Vervolgens heeft verdachte aangeefster op het bed gegooid en haar mond afgeplakt met tape. Verdachte sloeg haar twee keer tegen het hoofd. Verdachte heeft aangeefster daarop op haar buik gedraaid en haar armen achter haar rug vastgebonden. Vervolgens heeft verdachte aangeefster weer op haar rug gedraaid en tape rond het hoofd van aangeefster geplakt, over haar haren heen, en over haar mond en ogen. Vervolgens heeft verdachte de neus van aangeefster afgeplakt met tape. Aangeefster is gaan vechten, met haar benen gaan schoppen en zij probeerde verdachte van haar af te gooien. Ook kreeg zij ineens een vinger van verdachte in haar mond, waar zij vervolgens op is gaan bijten. Hierdoor en doordat verdachte zijn vinger trachtte terug te trekken, zijn haar tanden los komen te staan. Verdachte heeft daarop de neus van aangeefster dichtgedrukt, zodat zij geen adem meer kon halen. Aangeefster raakte daardoor buiten bewustzijn. Toen aangeefster weer was bijgekomen, lag zij op het bed en voelde zij dat haar benen met de ceinturen van badjassen werden vastgebonden aan het bed. Doordat er op een gegeven moment speeksel uit de mond van aangeefster kwam, is de tape om haar mond een stukje losgegaan. Aangeefster kon daardoor tegen verdachte praten. Aangeefster heeft daarop geprobeerd contact te krijgen met verdachte door seksueel te bewegen. Verdachte heeft daarop gereageerd door aangeefster tegen haar schaambeen te slaan. Aangeefster is daarna op verdachte gaan inpraten, waarna verdachte stukje bij beetje de tape heeft losgemaakt. Zo heeft verdachte eerst haar handen losgemaakt, daarna de tape van haar gezicht verwijderd en tenslotte haar benen losgemaakt. Verdachte deed dit omdat aangeefster hem dat vroeg. Toen verdachte de tape om haar ogen had losgemaakt, heeft aangeefster op de wekker, die naast het bed stond kunnen kijken. Aangeefster heeft verklaard dat het toen 01.05 uur was. Om 02.00 uur was aangeefster helemaal bevrijd van de tape . Aangeefster heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het aanbrengen van de tape haar pijn heeft gedaan . Verder blijkt uit de foto’s, door de politie van aangeefster gemaakt, dat zij diverse blauwe plekken heeft. Bovendien bevat het dossier een medische verklaring van huisarts Y met mutatiedatum 16 juni 2007, inhoudende dat hij bij aangeefster diverse hematomen, zwellingen en schaafwonden heeft geconstateerd en dat haar neusbrug rood en gezwollen was . Ten slotte heeft het hof ter terechtzitting in hoger beroep waargenomen dat verdachte een normaal gebouwde, enigszins gespierde, man is en dat aangeefster een tengere vrouw is .
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij op 15 juni 2007 ’s avonds naar de woning van aangeefster is gegaan en deze heeft betreden, dat hij zich daarop heeft verstopt in de inloopkast in de slaapkamer, dat hij – nadat hij uit de kast gekomen was – aangeefster heeft vastgepakt, de slaapkamer heeft ingetrokken en op het bed heeft gegooid. Verdachte heeft eveneens bekend dat hij de handen, het hoofd, de mond en de ogen van aangeefster heeft ingetapet, dat hij haar in het gezicht, althans tegen het hoofd en op haar schaamstreek heeft geslagen en dat hij haar benen aan het bed heeft vastgebonden met ceinturen van badjassen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij met zijn rechterknie op de hals van aangeefster heeft gedrukt . Verdachte heeft ontkend de neus van aangeefster te hebben dichtgetapet en dichtgedrukt
Gelet op het vorenoverwogene heeft het hof door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk X wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte, toen daar opzettelijk wederrechtelijk
- die X vastgepakt en/of een telefoon van die X afgepakt, en/of
- de handen en/of de benen van die X vastgetapet en/of gebonden, en/of
- die X op een bed gegooid, en/of
- tape over de mond en/of de neus en/of de ogen van die X geplakt, en/of
- door uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht die X bij zich op de slaapkamer van die X gehouden. en/of
- die X meermalen, althans eenmaal geslagen tegen haar hoofd. en/of haar lichaam;
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven.
Het hof gaat voorbij aan verdachtes – ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte – standpunt dat het dichttapen en dichtdrukken van de neus van aangeefster, waardoor zij tijdelijk het bewustzijn heeft verloren, gelet op het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet kan worden bewezen verklaard, omdat slechts sprake is van een verklaring van aangeefster ter zake, welke verklaring door verdachte is ontkend. Voorop staat dat de verklaringen van aangeefster en van verdachte op wezenlijke onderdelen wel degelijk met elkaar overeenkomen. Het hof is evenals de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster ook op dit punt geloofwaardig is. Aangeefster heeft kort na het gebeuren bij de politie een zeer gedetailleerde verklaring afgelegd. Aangeefster heeft deze verklaring in essentie bij de rechter-commissaris herhaald en ook ter zitting van het hof. Het hof ziet voorts steun voor zijn oordeel in het feit dat het dossier ondersteunend bewijs terzake bevat, zoals de medische verklaring van huisarts Y, waarin is weergegeven dat de neusbrug van aangeefster rood en gezwollen was. Afgezien daarvan: het gaat hier om één onderdeel van het tenlastegelegde, en voor het bewijs daarvan is de verklaring van aangeefster voldoende.
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepleit voor vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde. Volgens de raadsman vereist het bepaalde in artikel 282, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de vrijheidsbeneming langer voortdurend moet zijn geweest en daarvan was in onderhavige geval geen sprake. Immers, de feitelijkheden hebben slechts tien tot vijftien minuten geduurd, aldus de raadsman. Het hof verwerpt dit verweer. Voorop staat dat het standpunt van de raadsman, dat vereist is dat de vrijheidsberoving van een langere duur moet zijn geweest, geen steun vindt in de wet, de wetsgeschiedenis en de rechtspraak. Gesteld zou kunnen worden dat de beperking van de vrijheid, die slechts enkele seconden of een paar minuten heeft geduurd, niet als vrijheidsberoving kan worden aangemerkt. Aangeefster en verdachte verklaren verschillend over de duur dat aangeefster door verdachte van haar vrijheid is beroofd. Al zou verdachte in zijn verklaring worden gevolgd, te weten dat de beperking van de vrijheid van aangeefster tien tot vijftien minuten heeft geduurd, dan nog acht het hof deze beperking van dusdanige duur dat wel degelijk van vrijheidsberoving als bedoeld in artikel 282, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, dient te worden gesproken. Overigens ziet het hof geen grond om op dit punt geen geloof te hechten aan de verklaring van het slachtoffer.
Met betrekking tot feit 2
Het primair tenlastegelegde (poging tot moord/doodslag):
Gelet op het hetgeen het hof hiervoor onder het kopje “feiten” heeft overwogen, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de feitelijke handelingen, namelijk het vastpakken van aangeefster, het op het bed gooien van aangeefster, het vasttapen/vastbinden van de handen, de benen, het hoofd, de neus, de ogen en de mond van aangeefster en het dichtdrukken van de neus van aangeefster, waardoor zij geen adem meer kon halen en het bewustzijn heeft verloren, heeft gepleegd. Het hof is gelet op de aangifte en de verklaring van aangeefster, afgelegd ten overstaan van de rechter-commissaris, tevens van oordeel dat verdachte tegen aangeefster heeft gezegd ‘maar het maakt allemaal niet meer uit, want straks leef je niet meer’. Het hof tekent daarbij echter aan, dat dit gezegde wel van betekenis zou kunnen zij voor het opzet, maar geen onderdeel kan zijn van de levensberovende handelingen zelf.
Voor het wettig en overtuigend bewezenverklaren van de poging tot moord dan wel de poging tot doodslag is vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet op de dood van aangeefster moet hebben gehad. Het hof is van oordeel dat hiervan sprake was. De wijze waarop verdachte aangeefster heeft ingetapet, in het bijzonder de wijze waarop hij haar ademhalingsorganen met tape heeft dichtgeplakt als ook haar neus heeft dichtgedrukt, kan naar de uiterlijke verschijningsvorm niet anders beoordeeld worden als gericht op de dood. Daar komt nog bij dat het hof het aannemelijk acht dat dood door verstikking bespoedigd had kunnen worden, nu aangeefster – blijkens haar verklaringen – in paniek was en zichzelf hevig tegen verdachte verzette. Verdachte moet zich hebben gerealiseerd dat de ademhaling van aangeefster door zijn handelingen definitief had kunnen stoppen hetgeen haar dood ten gevolge zou hebben gehad. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden geaccepteerd, hetgeen het hof afleidt uit het feit dat verdachte de hiervoor genoemde handelingen met geweld heeft doorgezet ondanks het verzet van aangeefster.
Het hof is voorts van oordeel dat poging tot moord niet wettig en overtuigend kan worden bewezen nu niet vast is komen te staan dat verdachte in de avond van 15 juni 2007 naar de woning van aangeefster is gegaan om haar het leven te benemen. Het hof acht het aannemelijk dat verdachte pas in een gemoedsopwelling besloot aangeefster te gaan vastbinden en intapen toen zij zich hevig tegen hem en zijn aanwezigheid verzette en zij begon te schreeuwen. Het hof acht de voor poging tot moord vereiste voorbedachte rade dus niet bewezen.
Het hof concludeert dat verdachte de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot moord niet heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Gelet op het vorenoverwogene acht het hof de onder 2 primair tenlastgelegde poging tot doodslag wel wettig en overtuigend bewezen.
Het hof is evenwel van oordeel dat voornoemde poging tot doodslag geen strafbaar feit oplevert, zodat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging dient te worden ontslagen en overweegt daartoe als volgt. Ingevolge het bepaalde in artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht bestaat een strafbare poging niet indien het misdrijf niet is voltooid tengevolge van omstandigheden van de wil van de dader afhankelijk (vrijwillige terugtred). Een voltooide poging sluit vrijwillige terugtred niet uit. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak van 19 december 2006 (gepubliceerd in NJ 2007, 29) geoordeeld dat voor het aannemen van vrijwillige terugtred bij een voltooide poging een zodanig optreden van verdachte is vereist, dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Van buiten komende, van verdachtes wil onafhankelijke, factoren die er mede toe hebben geleid dat het misdrijf niet is voltooid, hoeven niet in de weg te staan aan vrijwillige terugtred. Het hof is van oordeel dat verdachte inderdaad vrijwillig is teruggetreden. Immers, uit het onderzoek ter zitting is naar voren gekomen dat verdachte aangeefster, nadat zij met elkaar hadden geworsteld, met tape heeft gekneveld en daarbij tevens haar ademhalingsorganen heeft dichtgetapet en –gedrukt. Aangeefster heeft daardoor haar bewustzijn verloren. Nadat aangeefster weer was bijgekomen, merkte zij dat zij op bed lag en dat zij door verdachte verder werd gekneveld. Aangeefster is dan volledig weerloos. Toch is het aangeefster op een gegeven moment gelukt om te praten. Zij is toen op verdachte gaan inpraten. Verdachte heeft daarop alle tape van aangeefster losgemaakt, waardoor het levensgevaar voor aangeefster geweken is. Aannemelijk is dat verdachte daartoe is overgegaan op grond van eigen keuze, al zal deze beïnvloed zijn door de reacties van het slachtoffer.
Het subsidiair tenlastegelegde (poging tot zware mishandeling al dan niet met voorbedachte rade):
Het hof is van oordeel dat de tenlastegelegde feitelijkheden wettig en overtuigend zijn bewezen. Het hof wijst in dit verband op hetgeen terzake is overwogen met betrekking tot het onder 2 primair tenlastegelegde.
Voorts is het hof van oordeel dat sprake is van voorwaardelijke opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Niet onaannemelijk is namelijk dat aangeefster, doordat verdachte haar ademhalingsorganen gedurende een tijd heeft afgeplakt met tape en heeft dichtgedrukt, hersenletsel of ander ernstig letsel zou hebben bekomen. Verdachte heeft de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden willens en wetens geaccepteerd.
Evenals bij het onder 2 primair tenlastegelegde acht het hof voorbedachte rade niet wettig en overtuigend bewezen. Gelet op het vorenoverwogene heeft het hof door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan. Onder verwijzing naar hetgeen het hof hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de vrijwillige terugtred, levert ook de bewezenverklaarde poging tot zware mishandeling geen strafbaar feit op en zal verdachte te dier zake worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het meer subsidiair tenlastegelegde (mishandeling van zijn echtgenote al dan niet met voorbedachte rade)
Gelet op de verklaringen van aangeefster X en de (bekennende) verklaringen van verdachte, zoals hierboven weergegeven, is het hof van oordeel dat verdachte de tenlastegelegde feitelijkheden, te weten het vastpakken van aangeefster, het op het bed gooien van aangeefster, het vasttapen/vastbinden van de handen, de benen, het hoofd, de neus, de ogen en de mond van aangeefster en het dichtdrukken van de neus van aangeefster, waardoor zij geen adem meer kon halen en het bewustzijn heeft verloren, heeft begaan. Verder is het hof van oordeel dat op grond van de verklaringen van aangeefster en de (bekennende) verklaringen van verdachte wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangeefster meermalen tegen het hoofd heeft geslagen, dat hij haar tegen het schaambeen heeft geslagen en dat hij met zijn rechterknie op de hals van aangeefster heeft gedrukt. Zoals aangeefster ten overstaan van de politie en het hof heeft verklaard, heeft zij van deze feitelijkheden letsel bekomen en pijn ondervonden. Ondersteunend bewijs hiervoor ziet het hof in de medische verklaring van huisarts Y. Voorgaande feiten zijn door verdachte gepleegd in de periode van 15 tot en met 16 juni 2007 in de woning van aangeefster (met wie hij toen gehuwd was) te Nieuwegein.
Evenals bij het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde acht het hof voorbedachte rade niet bewezen. Zoals hiervoor is overwogen, acht het hof het aannemelijk dat verdachte de tape pas heeft gepakt en gebruikt toen de confrontatie tussen hem en aangeefster uit de hand ging lopen, omdat aangeefster zich hevig tegen hem verzette en zij daarbij schreeuwde.
Het hof heeft dan ook, op grond van de wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, de overtuiging verkregen en acht wettig bewezen, dat verdachte het onder 2 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
hij in of omstreeks de periode van 15 juni 2007 tot en met 16 juni 2007 te Nieuwegein, althans in het arrondissement Utrecht, opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk mishandelend, X, zijnde die X de echtgenote van hem, opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk
- heeft vastgepakt en/of (vervolgens) op een bed heeft gegooid en/of (vervolgens) haar handen met tape en/of benen heeft vastgebonden; en/of
- die X meermalen tegen haar hoofd heeft geslagen en/of zijn rechterknie op haar hals heeft gedrukt;
- de neus en/of de mond en/of de ogen van die X met tape heeft afgeplakt; en/of (vervolgens)
- de neus van die X heeft dichtgedrukt en/of dichtgeknepen (als gevolg waarvan die X geen adem meer kon halen en/of (vervolgens) het bewustzijn verloor);
- die X tegen haar schaambeen heeft geslagen;
- het tape dat rondom en/of op het hoofd van die X geplakt zat heeft losgetrokken
tengevolge waarvan X enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het bewezene levert op het misdrijf:
Mishandeling begaan tegen zijn echtgenote.
Met betrekking tot feit 3
Op 17 juni 2007 heeft aangeefster X, woonachtig in Nieuwegein, aangifte gedaan van stalking. Op 5 juli 2007 heeft zij hierover een aanvullende verklaring afgelegd bij de politie. In haar aangifte en aanvullende verklaring heeft aangeefster verklaard dat zij vanaf 11 mei 2007, de dag dat zij tegen verdachte heeft gezegd dat zij van hem wilde scheiden, door verdachte is gestalkt. Vanaf dat moment heeft verdachte haar continue onder druk gezet, aldus aangeefster. Aangeefster verklaart verder dat verdachte begon met het sturen van smsjes, één tot vier smsjes per dag. Naarmate de tijd verstreek werden de smsjes onvriendelijker van inhoud. Aangeefster verklaart dat zij op deze smsjes niet antwoordde, maar dat verdachte toch bleef doorgaan. Aangeefster verklaart verder dat zij op een gegeven moment van verdachte niemand meer in haar huis mocht ontvangen. Aangeefster was het daar niet mee eens. Maar omdat zij bang was voor verdachte heeft zij daarmee ingestemd, aldus aangeefster. Aangeefster verklaart voorts dat verdachte haar ook opzocht en haar achtervolgde. Zo was hij een keer naar haar werk gekomen en zag zij hem bij het huis van haar vader, waar zij juist op bezoek was geweest. Ook betrad verdachte – in weerwil van de tussen hen bestaande afspraak – de woning van aangeefster, terwijl zij thuis was. Eén keer stond verdachte ineens ’s nachts omstreeks 01.00 uur in haar slaapkamer. Aangeefster verklaart dat zij verdachte heeft gezegd dat hij moest ophouden haar te volgen. Volgens aangeefster heeft verdachte haar ook steeds opgebeld en – wanneer zij de telefoon niet opnam – haar voicemailberichten gestuurd. Verdachte wilde dan steeds zijn kinderen te spreken krijgen . Uit het dossier volgt verder dat verdachte aangeefster in die periode een twintigtal brieven heeft geschreven. Op 16 juni 2007 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld .
Verdachte heeft bij de politie bekend dat hij aangeefster heeft lastig gevallen, nadat zij hem op 11 mei 2007 had verteld dat ze van hem wilde scheiden. Verdachte wilde niet van aangeefster scheiden, hij wilde de relatie met haar voortzetten . Verdachte heeft bekend de door aangeefster genoemde feitelijkheden te hebben gepleegd, te weten het veelvuldig (ongeveer 460 keer) sturen van sms-berichten, het opzoeken en volgen van aangeefster (hij zegt ook één keer op het werk van aangeefster te zijn geweest en één keer ’s nachts de slaapkamer van aangeefster te hebben betreden), het schrijven van brieven en het telefonisch contact zoeken. Verdachte geeft verder toe aangeefster bij haar woning te hebben gecontroleerd. Verdachte heeft verklaard dat hij al deze feitelijkheden heeft gepleegd teneinde aangeefster te kunnen zien en met haar te kunnen praten, teneinde aangeefster ertoe te bewegen de echtscheidingsprocedure stop te zetten en teneinde zijn kinderen te kunnen zien .
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van verdachte vrijspraak bepleit. Volgens de raadsman ontbreekt in casu de wederrechtelijkheid nu het geheel van handelen van verdachte moet worden gezien in de context van de echtscheidingsprocedure. Het hof verwerpt dit verweer. Volgens de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 1997/1998, 25 768, nr. 5) is geen sprake van wederrechtelijkheid indien de dader een subjectief wettelijk erkend recht heeft tot handelen. Hiervan is echter naar het oordeel van het hof geen sprake geweest. Verdachtes handelen heeft een langdurige ernstige inbreuk op de privacy van het slachtoffer met zich gebracht, waarvoor geen rechtvaardiging valt aan te wijzen.
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging verkregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 mei 2007 tot en met 15 juni 2007 te Nieuwegein en/of in het arrondissement Utrecht en/of op één of meer andere plaatsen in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van X, met het oogmerk die X te dwingen iets te doen (te weten: het aangaan/voortzetten/doen herstellen van de relatie met hem - verdachte - en/of het hem - verdachte - in contact brengen met diens kinderen), niet te doen (te weten het voortzetten van de door die X ingezette echtscheidingsprocedure en/of het ontvangen door die X van visite in haar woning), te dulden (te weten: het onderhouden van contact met hem -verdachte -) en/of vrees aan te jagen,
immers heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk op verschillende tijdstippen in voornoemde periode (telkens):
- met die X telefonisch contact opgenomen en/of
- sms-berichten en/of brieven aan die X verzonden en/of
- die X (overdag en 's nachts) in haar woning opgezocht en/of
- zich bij de woning van die X opgehouden en/of
- die X op straat opgezocht en/of (vervolgens) gevolgd.
Het bewezene levert op het misdrijf:
Belaging.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar voor de onder 1, 2 meer subsidiair en 3 bewezenverklaarde feiten aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte hiervoor niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte wordt veroordeeld wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot zware mishandeling en belaging tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Als bijzondere voorwaarde heeft de officier van justitie verplicht reclasseringscontact met behandeling gevorderd en een contactverbod met het slachtoffer. De rechtbank te Utrecht heeft de verdachte veroordeeld wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving en belaging tot een gevangenisstraf voor de duur van veertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact ook indien dat behandeling inhoudt en een contactverbod met het slachtoffer. Verdachte en het openbaar ministerie hebben tegen het vonnis van de rechtbank hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld wegens wederrechtelijke vrijheidsberoving, poging tot moord en belaging tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden - dat verdachte in de avond en nacht van 15 op 16 juni 2007, in weerwil van de tussen verdachte en het slachtoffer (met wie hij op dat moment nog gehuwd was) bestaande afspraak en zonder enige aanleiding of uitnodiging naar de woning van het slachtoffer is gegaan, dat hij die woning heeft betreden en zich in de inloopkast heeft verstopt, totdat het slachtoffer omstreeks 22.00 uur naar bed ging. Verdachte is daarop uit de kast gekomen waarna zich een zeer gewelddadige confrontatie met het slachtoffer heeft voorgedaan. Het slachtoffer, dat als gevolg van het intapen en het slaan door verdachte letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden, was volledig weerloos en moet doodsangsten hebben uitgestaan. Verdachte heeft het slachtoffer door het bewezenverklaarde handelen in ernstige mate vernederd en op gruwelijke wijze inbreuk gemaakt op haar integriteit en lichamelijke veiligheid. Daar komt nog bij dat verdachte zijn (ex)echtgenote heeft aangevallen in de slaapkamer van haar woning, een omgeving waarin zij zich veilig en vertrouwd zou moeten voelen. Uit het onderzoek is tevens gebleken dat het slachtoffer en ook haar kinderen van het handelen van verdachte psychische gevolgen hebben ondervonden . Voorafgaande aan de gewelddadigheden op de avond en nacht van 15 op 16 juni 2007 heeft verdachte het slachtoffer gedurende enkele weken gestalkt. Verdachte heeft met dit intrusieve en grenzeloze handelen louter zijn eigen belang voorop gesteld namelijk zijn wens om wederom contact met het slachtoffer en zijn kinderen te krijgen en zijn wens om de ingezette echtscheidingsprocedure te doen staken.
Voorts heeft het hof in aanmerking genomen dat verdachte blijkens het dossier en het verhandelde ter terechtzitting nauwelijks inzicht heeft in de ernst van zijn handelen en de gevolgen daarvan voor zijn slachtoffer. Een en ander wordt bevestigd door de inhoud van het over verdachte door GZ-psycholoog drs I. van Asselt uitgebrachte deskundigenrapportage. Uit deze rapportage volgt dat verdachte lijdende is aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een narcistische persoonlijkheidsstoornis (gesuperponeerd op een egostructuur gekenmerkt door impulsiviteit, een lage frustratietolerantie en gebrekkige gewetensfuncties). Verdachte is als gevolg van zijn persoonlijkheidsstoornis in hoge mate afhankelijk van bevestiging, aandacht en bewondering van zijn omgeving. Verdachte kan zich niet inleven in een ander en ontkent zijn eigen zwakheden en gevoelens van agressie. Bij (dreigende) krenking door verlating of afwijzing is er een grote kans op acting-out van agressie. Verdachte heeft nauwelijks zelfinzicht en hij bagatelliseert en externaliseert in sterke mate zijn agressieve gedrag. De deskundige concludeert dat verdachte als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar is te beschouwen. Het hof neemt deze conclusie van de deskundige over. Het hof heeft zich bij de straftoemeting tevens rekenschap gegeven van de inhoud van het voorlichtingsrapport, opgesteld door L. Boelstra van Centrum Maliebaan van 13 augustus 2007 en heeft verder rekening gehouden met het feit dat verdachte – blijkens het Uittreksel Justitieel Documentatieregister ten name van hem – first offender is.
Het hof ziet aanleiding het per saldo onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf op een langere duur te stellen dan dat de rechtbank heeft gedaan, nu het hof tot een andere bewijsbeslissing is gekomen door naast bewezenverklaring van opzettelijke wederrechtelijke vrijheidsberoving en belaging tot bewezenverklaring van mishandeling van de echtgenote te komen. Bij het vaststellen van de duur van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf heeft het hof rekening gehouden met de nieuwe vi-regeling. Het hof ziet daarnaast - evenals de rechtbank heeft gedaan - aanleiding een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen, zulks met het oog op de speciale preventie en als waarschuwing aan verdachte om zich in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te onthouden. Voorts is het hof van oordeel dat ter voorkoming van recidive aan het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf bijzondere voorwaarden, zoals hierna omschreven, dienen te worden verbonden.
De vordering van de benadeelde partij X
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.168,60. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft schadevergoeding van materiële kosten gevorderd, te weten tandartskosten. De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering nu het causaal verband tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de ontstane schade bij de benadeelde partij ontbreekt. Het hof verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad (de uitspraak van 30 maart 2004, gepubliceerd in NJ 2004, 303) volgt dat van rechtstreekse schade sprake is indien de schade veroorzaakt is door het bewezenverklaarde feit. Het begrip “feit” dient niet beperkt te worden tot hetgeen bewezenverklaard is, maar omvat ook de uit de bewijsmiddelen blijkende gedragingen van verdachte. De gedragingen van de verdachte en het bewezenverklaarde kunnen in een zodanig nauw verband staan dat dit tot gevolg heeft dat door het bewezenverklaarde rechtstreeks aan de benadeelde partij de door deze geleden schade is toegebracht. Uit de verklaringen van aangeefster volgt dat zij, nadat zij door verdachte met behulp van tape was gekneveld, zich hevig tegen hem verzette, dat zij daarbij met haar benen schopte, dat zij – toen zij verdachtes vinger in haar mond kreeg – daar op in haar verzet is gaan bijten, en dat verdachte (niet onbegrijpelijk) heeft getracht zijn vinger weer uit haar mond te krijgen. Hierdoor zijn haar tanden los komen te staan en heeft zij – teneinde dit te laten herstellen – tandartskosten moeten maken. Het hof is aldus van oordeel dat de door de benadeelde partij geleden schade in nauw verband gezien moet worden tot het bewezenverklaarde feit.
Aldus is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 en 2 meer subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 46b, 57, 282, 285b, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair bewezenverklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het onder 1, onder 2 meer subsidiair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 meer subsidiair en 3 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, onder 2 meer subsidiair en onder 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 (veertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 10 (tien) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van de Stichting Reclassering Nederland en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook indien dit inhoudt behandeling bij het Centrum voor ambulante forensische psychiatrie de Waag te Utrecht of een andere ambulante behandeling en geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen;
- dat verdachte op geen enkele wijze contact opneemt met het slachtoffer X.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De in beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
telefoon, kleur wit, merk Sony Ericsson.
Gelast de teruggave aan X van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
twintig brieven, geschreven door verdachte, gericht aan X.
De vordering van de benadeelde partij X:
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, X, te betalen een bedrag van € 1.168,60 (duizend honderdachtenzestig euro en zestig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd X, een bedrag te betalen van € 1.168,60 (duizend honderdachtenzestig euro en zestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr J.M.J. Denie, voorzitter,
mr Y.A.J.M. van Kuijck en mr H.J.B. Sackers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr J.M.C. Schuurman-Kleijberg, griffier,
en op 9 september 2008 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr J.M.J. Denie is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.