ECLI:NL:GHARN:2008:BD8965
Gerechtshof Arnhem
- Hoger beroep
- Y.A.J.M. van Kuijck
- J.M.J. Denie
- A. van Waarden
- Rechtspraak.nl
De gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van een veroordeelde na nieuwe strafbare feiten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem op 30 juli 2008 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van de officier van justitie te Rotterdam tot het achterwege blijven van de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde. De veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, had zich na aanvang van de tenuitvoerlegging van zijn straf opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Op 19 oktober 2006 werd hij aangehouden voor het steken van zijn celgenoot met een mes, wat leidde tot een nieuwe veroordeling tot vier jaren gevangenisstraf voor poging tot doodslag, uitgesproken door het gerechtshof te 's-Gravenhage op 28 april 2008.
Het hof oordeelde dat, gezien de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden van de veroordeelde, de vordering van de officier van justitie deels moest worden toegewezen. Het hof concludeerde dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde voor een deel achterwege moest blijven, in overeenstemming met artikel 15a, eerste lid aanhef en sub b van het Wetboek van Strafrecht. De persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, zoals vastgesteld tijdens de terechtzitting, zijn in de beoordeling meegenomen. De veroordeelde had zich ernstig misdragen tijdens zijn detentie, wat de beslissing van het hof verder onderbouwde.
De beslissing van het hof houdt in dat de vervroegde invrijheidstelling van de veroordeelde pas zal plaatsvinden achttien maanden na het tijdstip waarop deze ten vroegste zou kunnen worden bevolen. Dit besluit is genomen in het licht van de ernst van de misdragingen en de noodzaak om de veiligheid en orde binnen de detentie-instelling te waarborgen. Het hof heeft ook rekening gehouden met een rapportage van het Pieter Baan Centrum, waaruit bleek dat de veroordeelde mogelijk lijdt aan een psychische stoornis, maar dit heeft niet geleid tot een andere uitkomst in de beoordeling van de vordering.